Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 284]
| |
Zij zou, zij moeste henengaan
en ons eilaas, met rouw belaân,
voor goed indachtig maken
hoe groote schat van kostbaarheid
ons is en blijft in 't graf geleid,
en niet meer aan te raken!
Zij weg, 't is alles meê met haar,
dat troost was en geluk, voorwaar,
in 't leven. o Komt weder,
als liefde, als hope, als hulpe, als raad;
en daalt, zoo God u dalen laat,
gezuster, nogmaals neder!
Komt, helpt ons en bewaart dien band
onbreekbaar, dien uw zoete hand
wist om ons hert te binden;
opdat wij, maar van lijve alleen
en voor nen korten tijd, geschee'n,
ons namaals wedervinden!
|
|