Dichtwerken (deel 1 en 2)
(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend
[pagina 281]
| |
De sprake is ons geroofd, de tonge is ons bezweken,
en zwijgen past nu best, als hem de taal begeeft,
die, leerende ons weleens, die woorden leerde spreken,
die hij zijn leven lang zoo wel verdedigd heeft.
Hij was alleen bekwaam te spreken en te leeren;
te horken was ons recht, onze eere en onze plicht
naar hem, die zwijgend nu, de hand behoort des Heeren,
en, veel te vroeg eilaas, voor onze voeten ligt.
Waar zouden wij, 't is waar, 't zij einden 't zij beginnen
te loven aan het werk, dat zijne kunste ontviel?
Veel beter zullen wij den kunstenaar beminnen,
en leven in den glans van zijne groote ziel.
Hij leve dan, ofschoon de pijl hem kwam te kerven
den levensdraad intween, die uwe hand ontvlood;
hij leve, om in ons hert voortaan niet meer te sterven,
van uwe schichten vrij, o overwonnen Dood!
(September 1885) |
|