Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 280] [p. 280] XCVI Clementina E. Dendauw 18 Oogst 1885 Gelijk een kranke blom, die op den autaar staat, daar leeft een korten tijd en dan te nieten gaat, zoo blomde' en bloeidet gij, eilaas, en 't is voorbij! Gelijk een wassen keers, van leden blank en broos, verrookend nederbrandt en lichtend leeft een poos, zoo stondt en lichtet gij, eilaas, en 't is voorbij! Gelijk een wierookgraan, in 't blakend vier geschroeid, een zoeten reuk verspreidt, en dan ten hemel spoeit, zoo leedt en leefdet gij, eilaas, en 't is voorbij! o Zuivre maagdenblom, o licht vol deugdzaamheid, o zoete wierookreuk, in 't brandend vier bereid, alzoo verdiendet gij dat ruste en vrede u zij! Vorige Volgende