Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende LXXV Auguste Louis Wostijn 14 Mei 1883 De dood klopt altijd voort op rijke en arme deuren; 't zij jong of oud, 't moet al de bittre dood betreuren en sterven onverwacht, ha dikwijls onbereid, dat leeft! 't En ware niets, en ware de eeuwigheid! o Dood, gij scheent zoo verre, en, volgend mijne voeten, daar waart gij, eer ik wist dat ik ging sterven moeten: maar sterker hand als de uw' had mijne hand geraakt, en stervend heeft God zelf mij van u vrij gemaakt! [pagina 266] [p. 266] o Dood, waar is uw straal? o Zonde, waar uw' keten? Gods heilig sacrament heeft beide intween gesmeten, en, rijzende uit het graf en uit de ziekte fel, vare ik naar de eeuwigheid, met God voor reisgezel! Vorige Volgende