Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende LXXIV Octavie Bouve 11 April 1883 Te vroeg eilaas, voor ons, is zij gestorven, voor haren man, voor iedereen die weet hoe goed zij was, hoe onbedorven van zeden, al van kindsgebeen! Zij wist den weg te kerkewaard te vinden, des morgens vroeg, en 't zonopstaan voorkwam zij, biddend, bij den Welbeminden, naar Wien zij is te gast gegaan. Te vroeg eilaas, voor ons! Naar heur gedachten en was 't te vroeg, en was 't te laat: dat God wilt, dat alleen was heur verwachten; dat God wilt wilde zij. Zoo staat 't [pagina 265] [p. 265] in 't groot gebed, dat duizendmaal gebeden, zij stervend zei: ‘Uw wil geschied' als in den hemel op der aarden!’ Heden, is 't Uw behaag, o Heere, 'n spaart mij niet! Zij stierf gerust, getroost, en vast geloovend dat sterven erven is, voorwaar, en vrijgevochten zijn van 't alberoovend, van 't albedervend zielgevaar. Zij stierf gerust, en wacht alree de stonden dat zij en man, en vriend, en al, die zij gesticht heeft hier, eens weergevonden, daar, en voor goed, herkennen zal. Vaartwel, dan, edele ziel, gekend van geenen, 't en zij van God, en van misschien een vriend of twee, onvalsch, die weenen omtrent uw graf. - Tot wederzien! Vorige Volgende