Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 259] [p. 259] LXVII Rosalia F. Deroost 13 Januarij 1882 't Geweld des waters kwam tot in mijn huis, en al de banden des lichaams voelde ik, neergeveld, hoe ze, een voor een, ontspanden! Geen' hope op medicinen meer, geen' hulpe in 's menschen krachten! Van U alleen bleef hulpe, o God, bleef alles af te wachten. Gij riept: ik kwam. Geen tegenzeg en lag in mijne woorden, omdat ik zelf, mijn hert, mijn al, van jongs U toebehoorden, die eerst mij dedet hopen, en die, op den dag van heden, getrouwig liet Uw huis en erf mij zalig binnentreden. Een ander water vloeit alhier, en blijdt het huis des Heeren: Gij zelve zijt die Levensbron, en, mocht ik wederkeeren, 'k en kwam maar om de liefste, die 'k op de aarde liet, te manen: Vergeet uw' Vrouw, uw' Moeder niet, noch 's Hemels rechte banen! Vorige Volgende