Dichtwerken (deel 1 en 2)(1949-1950)–Guido Gezelle– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXXIV Blanche Malfait 8 Junij 1877 Nog nauwlijks is een maand of twee den schoonen dag voorbij, of wee verblindt onze oogenstralen; wij zoeken weêr den blijden stoet, maar alles treurt en treuren doet omtrent de kerkportalen. Ik zie daar een... zijn lijkje blank ligt roerloos, en een sluier lang ombundselt zijne leden; zijn zielken, of 't een Engel waar, is door den witten wolksamaar des Hemels ingetreden. Dit was ons kind! God riep, het kwam, gelijk een schuldloos offerlam, blij uit deze aardsche dalen; ons kind, dat, levend d'eersten keer, uit onz' twee herten kwam weleer zijn' levensloop te halen. [pagina 236] [p. 236] Vaartwel, vaartwel dan, Blanche, en laat ons allen in dien droeven staat niet hulploos verder schrijden, maar bidt, alwaar gij zijt, voorwaar nog dikwijls voor uw oudrenpaar, zoo zal ons hert verblijden! Vorige Volgende