Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Dichtwerken (deel 1 en 2)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,64 MB)






Editeur
Frank Baur



Genre
poëzie

Subgenre
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Dichtwerken (deel 1 en 2)

(1949-1950)–Guido Gezelle

Vorige Volgende
[p. 116]

Bruiloftlied

 
Komt, Godvergeetnen, die benijdt
 
dat elk niet is zoo als gij zijt:
 
van 't hertvenijn doordrongen;
 
komt, deugdeloozen, die houdt staan
 
dat deugd niet anders is als waan,
 
't zij tot uw spijt gezongen!
 
 
 
't Is bruilofttijd: voor Gods altaar
 
stort eene jonge maagdenschaar
 
gebeden en gezangen
 
rondom een vrouw, op wier gelaat
 
de blijde hoop te lezen staat,
 
en 't bevende verlangen.
 
 
 
Wat! Is heur perelsnoer een krans
 
van houten peerlen, zonder glans?
 
Wat! Zijn heur diamanten
 
een koopren kruis? Is dat geheel
 
heur borstsieraad, heur handjuweel,
 
heur zijde, en tuil, en kanten?
 
 
 
Ja, want geen stervend mensch is haar
 
verbonden tot een wederpaar,
 
't Is Jesus de Gekruiste,
 
aan wien ze om leven en om dood,
 
heur echtelijke banden sloot,
 
de onbreekbaarste en de kuischte.
 
 
 
Noch hoopt zij teedre mondtjes ooit
 
te hooren staamlen: ‘Moeder’: nooit!
 
Zij heeft het opgegeven
 
te voelen wat een moeder voelt,
 
wanneer zij op heur herte woelt
 
heur kind, heur bloed, heur leven!
[p. 117]
 
't Is zij niet, als de wiege zwingt,
 
die wiegt... en 't kind in slape zingt,
 
en in zijn tooverlonken
 
heur moederlijke stem bezielt,
 
en, als het slaapt, er neffens knielt
 
en 't kust, van liefde dronken.
 
 
 
De wieg voor haar is 't ijzren bed
 
waar de arme kranke op ligt, besmet,
 
en moedloos neêrgebonden;
 
heur zang! de zoete stem die troost,
 
die 't herte zalft van Jesus' kroost.
 
Heur kus!... 't zijn Jesus' wonden.
 
 
 
Daar zijn de kindren van heur trouw:
 
de bleeke wees, de schaamle vrouw,
 
de lieveling, de vijand:
 
u, booswicht, ja, die Jesu maagd
 
een doodgezworen haat toedraagt,
 
u weigert zij geen bijstand.
 
 
 
Ja, bij uw bedde wispelt zij
 
gebeden, voegt een woord erbij
 
om weg naar 't hert te zoeken,
 
en waakt u, over dag en nacht,
 
en weeklaagt op uw jammerklacht,
 
en siddert op uw vloeken!
 
 
 
Wat vloekt hij? - U, gewijde maagd,
 
want al die Jesus' trouwring draagt
 
moet ook Zijn Kruis weêrvaren:
 
voor teedre liefde schonk m' Hem gal,
 
den zelven drank des lijdens zal
 
de wereld u niet sparen.
[p. 118]
 
‘Kom!’ - roept men, - ‘uit het kloostergruis
 
verrijze 't ijzren stoomwerkhuis,
 
het kloosterdom te nieten!
 
Wat dienen ze ons, wat nut doen zij
 
hun zelven of de maatschappij?
 
Die mensch is moest genieten!’
 
 
 
En menig lastervolle hand
 
werpt onraad op den kloosterwand,
 
en zoekt hem te bezwadderen
 
met gruwelschande uit eigen ziel:
 
doch nooit zal één de zuivre wiel
 
des maagdendoms bekladderen.
 
 
 
Zij slacht der blanke lelieblom,
 
die, onbekend en zonder rom,
 
staat in de doornenstruiken
 
en bloeit, tot dat heur zuivre kelk
 
eens op de dorre hei verwelk'
 
om prachtig her te ontluiken.
 
 
 
Te ontluiken in een ander oord,
 
waar klacht noch weedom thuis behoort,
 
en waar de lijdenstranen
 
lijk peerlen blinken aan de kroon
 
die, altijd nieuw en altijd schoon,
 
geen eeuwigheid zal tanen.
 
 
 
Ja, Godvergeetnen, die benijdt
 
dat elk niet is zooals gij zijt,
 
daar kunnen lastertongen
 
noch kloosterbrekend' handen niet,
 
daar wordt het hooge bruiloftlied
 
tot uwen spijt gezongen!

1856 (?)


Vorige Volgende