Werken. Deel 5(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I Vorige Volgende [pagina 217] [p. 217] Uit ‘Levenslust’ (Fragment) Heldenmoed, U bewonder ik zoo zelden. 't Is het bloed Anderer helden, Dat gij meestal stroomen doet. Heldenmoed..... Zelden goed! Heldendaden, 't Leven schenkend, niet den dood, Niet gepleegd om mee te prijken In verwaande landkronijken; Heldendaden, die niet schaden, Die zijn groot! En ze liggen vaak begraven Diep in 't volk of bij de slaven, Als de rijkste diamant Diep in 't zand! Het dorp is van bergen omringd als een vest; Maar de kerktoren tuurt als een zwaan uit haar nest. Het kruis is van den toren gestort..... Hoe het er weder opgezet wordt? De kerk is arm, de werkman koen: Zou hij het zonder stelling niet doen? [pagina 218] [p. 218] ‘Ik waag er, spreekt hij, mijn leven aan, Houdt een van u op de schouders mij staan.’ Zij blikken ten toren, en druipen heen..... De pastoor komt terug, en hij komt niet alleen. ‘Ik grijsaard klim zoo hoog niet meer; Maar Caris zal staan als de rots van den Heer.’ En Caris klimt ten torentop, En de werkman klautert zijn schouders op. En als ze nu staan met het kruis in de lucht, Slaakt niemand daaronder een woord of een' zucht. En als ze zoo duizelend hoog nu staan, Kan schril het uur in den toren slaan. In kokend lood moet het kruis geplant; Maar gietende, beeft des werkmans hand; En - o! - wie hem vasthoudt, met de armen bloot, Hem stort op de armen 't gesmolten lood. Hij brult van de pijn, in zijn mond komt schuim; Doch hij werpt hem niet af van die hoogte in het ruim. Hij brult; want het brandt hem tot op het gebeente; Doch pal blijft hij staan als rotsgesteente. Het dorp is van bergen omringd als een vest, En de kerktoren tuurt als een zwaan uit haar nest. (Afzonderlijk gedrukt.) Vorige Volgende