Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
[pagina 176]
| |
Dan heb ik vrouw noch kind en denk aan bed noch eten:
Hoe zou 'k mijn vrienden niet vergeten?
Maar plots gelijk de wind,
Draait hart en hoofd naar vrouw en kind.
En 'k zie uit elke stad, den vinger mijner vrinden
Zoo dreigend uitgestrekt, als wou men mij verslinden,
Dan krijgt mijn voorhoofd slaag, en 'k prevel van verdriet:
'k Verzuimde u wel, maar, vrienden, ziet,
'k Vergat u niet!
|
|