Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
[pagina 175]
| |
Den trots der wijsten buigt hij neêr,
Maakt zelfs de domsten hun tot heer,
En foltert hen tot in 't geweten,
Daar men op aarde toch moet eten.
De nood is 't graf der eedle kunst;
Uit nooddruft smeekt men hem om gunst
Dien men veel liever neer zou drukken,
Dan als een knecht voor hem te bukken.
Maar late u dat niet zoo verslagen
Dat u het hart breek' van verdriet:
Het ongeluk kan de wijsheid niet, -
Maar wijsheid kan het ongluk dragen.
Verjaag 't verdriet door lief te kozen,
Door zoet gezang in vrije taal;
En neem een voorbeeld aan de rozen,
Een voorbeeld aan den nachtegaal.
De roos kan 't grondslijk niet ontberen,
Hoe prachtig zij met kleuren prijk';
De nachtegaal, hoe tonenrijk,
Moet wel met wormen zich geneeren!
|
|