Werken. Deel 5(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I Vorige Volgende Geuzenlied Zij brullen ‘Leeuw van Vlaanderen!’ En huilen tegen ons, Zij die den Leeuw doen kruipen, Doen kruipen voor Bourbons! O Breydel en De Coninck, Gent, Brugge van weleer, Heeft Vlaandren dan geen Kaerels, Hebt gij geen Klauwaarts meer? - Op, Geuzen! wreekt uw vaderen; Zwaait gij de Leeuwenvaan! Wee, wee den landverraderen, Wanneer hun uur zal slaan! [pagina 153] [p. 153] Blikt om u heen, o Broederen! Trekt gansch de waereld rond: Weer rijzen als paleizen De kloosters uit den grond. Het glansend licht der rede, Dat licht moet uitgedoofd, Voor bedevaart, mirakels, En spoken in het hoofd.... - Ach! over Lei en Schelde Hangt zulk een sombre nacht.... Moed, land van Artevelde, De Geuzen houden wacht. Jezwieten zaaien tweedracht; Zij blazen haat en twist; Wij juichen: ‘Recht en rede!’ Zij grijnzen; ‘Laag en list!’ Hoort, - Rome smeedt ons ketens Voor 't lijf en voor de ziel; Het zwart gespuis zal 't menschdom Verplettren met den hiel. - Dan, Geuzen, dan te wapen, De vrijheidsvlag in d'hand: Van 't ongediert der papen Verlost ons Vaderland! Wanneer rijst eens het daglicht In d'aardsche rampwoestijn, Dat elk zijn eigen Koning, Zijn eigen Paus zal zijn? [pagina 154] [p. 154] Geen slaven meer aan ketens, Geen ziel aan boei of band, Voor 't menschdom, gansch het menschdom, Een enkel Broederland! - Dat willen wij, o Geuzen! Al kost het goed en bloed; Wij gaan vooruit als reuzen, Vooruit met leeuwenmoed! 15-17 September 1873 (Getoonzet door Alexander Fernau. - Ontelbare malen gedrukt.) Vorige Volgende