Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
Aan de WalenGa naar voetnoot(1)Guerre au Flamand! Het was me zoet te droomen
Aan d'eendracht met den Waal,
En Maas- en Samberzoomen
Te groeten in mijn taal.
In geestdrift opgerezen,
Zoo bood ik u de hand;
Ik zong: ‘Laat ons broeders wezen,
En sterk zij 't Vaderland!’
| |
[pagina 135]
| |
Heeft mij het hart bedrogen?
Bespot ge 't broederlied?
Een kreet is opgevlogen:
‘Wat Vlaamsch is moet te niet’.
En werden uw gemoederen
Als echo van dien kreet?
Neen! neen! laat ons verbroederen:
Gij wist niet wat gij deedt.
Sinds zooveel, zooveel jaren
Beheert g'ons naar uw wil;
Schoon w'ongelukkig waren,
Wij bleven trouw en stil:
Wij hoopten, - en die hope
Neemt g'ons nu roekloos af?
Uit schaamte voor Europe,
Delft niet uw eigen graf!
Het Vlaamsch heeft martelaren,
Zoo heilig is ons recht.
Zelfs vreemde lauwerblaren
Zijn op hun graf gelegd.
Ge zijt nog eer verschuldigd
Aan hun gezegend'asch:
o Komt, - het doel gehuldigd
Dat gansch hun leven was!
Gij wrokt dat om zijn kunsten,
't Heelal den Vlaming noem';
Beroofd van recht en gunsten.
Schept onze taal nog roem:
Die taal zingt onze smarte,
En troost ons in ons wee.....
Ach! Waarom trilt uw harte
Niet broederlijker mee?
| |
[pagina 136]
| |
Waant niet dat wij als lammeren
Ter slachtbank zouden gaan:
Wij voelen in ons jammeren
Nog 't hart manhaftig slaan.
Al brake 't land der Belgen,
Wij worden niet ontzield;
Gij zult ons niet verdelgen,
Of gij wordt mee vernield!
Doch laat ons broeders wezen.....
Geen ramp en rouw geteeld;
D'eendrachtigheid geprezen,
En lief en leed gedeeld.
De Vlaming blijve Vlaming,
De Waal ook blijve Waal,
Elk trotsch op zijn benaming
En Belgen altemaal!
Wij luistren naar uw zangen
Voor Vrijheid, Land en Vorst:
Leert 't lied ook op te vangen
Uit onze Vlaamsche borst.
Dus, één van hart en bede,
In innig zielsverband,
Voor beiden recht en vrede,
En sterk zij 't Vaderland!
Februari 1857. |
|