Werken. Deel 5
(1908)–Julius de Geyter– Auteursrecht onbekendOnuitgegeven en verspreide gedichten; Mijne levenswarande; Bloemen op een graf I
Onze doodenGa naar voetnoot(1)O Dood, verhoovaerdig u thans! Wanneer een oude krijgsman
Uit vroeger tijd vertelt,
Vergeet hij nooit zijn makkers,
Gesneuveld in het veld.
Ook wij gedenken allen,
Ons door de dood ontroofd,
En hunne namen hoorend,
Ontblooten wij het hoofd.....
| |
[pagina 133]
| |
De schimmen dezer broedren
Omringen ons altijd,
En laten onze harten
Nooit falen in den strijd,
Den strijd voor 't schoone Vlaandren
En 't heiligdom der taal:
Zoo danken wij de Dooden
Bij elken zegepraal.....
Gelijk een trouwe minnaar,
Door smarte neergedrukt,
Voor 't graf der welbeminde
De vroegste bloemen plukt,
Omhangen wij eerbiedig,
Bij d'eersten gloed der zon,
Hun beeltenis met bloemen,
Ontloken aan een bron.
Bij 't varen op de Schelde,
Bij 't zwerven door de hei,
Bij 't rusten op de duinen
Of in een hut van klei,
Alom waar wij uit kunstzin
Te zamen zijn geweest,
Herinren wij hun daarzijn,
En zien wij z'in den geest.
Verjaart het dat een hunner
Ontrukt werd door den dood,
Dan rollen w'op zijn grafplaats
Het Vlaamsche vaandel bloot;
Dan denken we aan het onrecht,
Vol stillen wrok en smart,
Terwijl een eed hernieuwd wordt,
Die diep zingt in ons hart.
| |
[pagina 134]
| |
Doch, feesten wij blijmoedig,
En klinkt ons aller lied,
Dan ook, o neen! vergeten
Wij onze Dooden niet;
De volle bekers schuimen
En rinklen door de zaal: -
Zoo vieren wij de martelaars
Van Vaderland en Taal.
Maert 1857. |
|