Inleiding
De tweede helft van de achttiende eeuw waarover dit deel zal handelen, is in de geschiedenis van Europa een grote tijd. Het was een vruchtbare tijd daarenboven. Veel van de maatschappelijke zowel als van de geestelijke ontwikkeling die het karakter van de wereld sedert heeft bepaald, werd toen voorbereid. Voorbereid niet zonder voorafgaande voorbereiding zeker. Men kan in de geschiedenis nauwelijks beginpunten aanwijzen, of nader studie zal de onderzoeker verder terug voeren, en altijd weer verder. Het zou absurd zijn om onze cultuur als het voortbrengsel van de tweede helft der achttiende eeuw te beschouwen. Er is toen veel vernieuwd, en zoals dat onvermijdelijk met vernieuwing samengaat, veel verscheurd, veel vernietigd, veel terzijde gesteld. Maar hoe finaal in het oog der tijdgenoten verscheuring, vernietiging en terzijdestelling ook mag lijken; hoe triomfantelijk zij er om mogen hebben gejuicht of hoe bitter het beklaagd; in het leven der mensheid werkt het na; het werkt na, dat wil zeggen, het blijft bewaard.
Met het nagaan van de vernieuwing in de stadiën die voor elk oog zichtbaar tot het heden voeren, is daarom de taak der geschiedenis niet afgelopen. Zij moet ook de soms onnaspeurlijke wegen naspeuren waarop het afgedane zich in het bewustzijn der gemeenschap handhaaft. Zij doet het met haar contact alleen al, met haar besef van zich niet onder dode maar levende, niet onder oudheidkundige maar menselijke, vormen te bewegen.
Was ook voor de Nederlandse stam het tijdvak groot en vruchtbaar? De Nederlandse stam maakt deel uit van de Europese volkengemeenschap. Wat de vruchtbaarheid van het tijdvak betreft, is de vraag daarmee beantwoord. In de grootheid echter deelden de volken niet gelijkelijk, en het deel van de Nederlandse stam was schamel.
Wat òns in de eerste plaats zal treffen, is dat de twee delen waarin de Nederlandse stam door de ongunst van het internationale machtspel twee eeuwen vroeger was gescheiden, de gebeurtenissen op zo verschillende wijzen moesten beleven. Moesten, want beide waren zij de speelbal der gebeurtenissen, meer dan dat zij ze beheersten.
Eerst werd de aftakeling van de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden als mogendheid van betekenis in het internationaal bestel voltooid. 't Liep uit op haar ontbinding, en in zijn nieuwe gedaante was het land in toenemende mate aan de leiding van Frankrijk onderworpen. Geen verheffend schouwspel, ofschoon een leerzaam. En de vernieuwing, die reeds eerder in de geesten was begonnen, werd ondernomen met een zelfstandigheid die bij zo ongunstige omstandigheden verrast. Onder het verval van de machtspositie en van de welvaart ziet men de krachten van die samenleving pakkend aan het werk; hetgeen niet zeggen wil dat zij zegevierend slaagden.
De Zuidelijke Nederlanden voerden nog altijd, als onder de Oostenrijkse heerschappij reeds in de eerste helft der eeuw en daarvóor onder de Spaanse, hun onzelfstandig bestaan, dat toch binnen locale kringen en in de oude vormen een merkwaardige eigenheid bewaarde. De nieuwe tijd kwam tot hen in de gedaante van de vreemde Verlichte Despoot, en een hevige reactie was het eerste effect, gevolgd door bittere onderlinge strijd. Hoe weinig de Brabantse Revolutie ook tot stand bracht of kon brengen, 't is een vreugde het Zuid-Nederlandse volk weer in actie te zien. Maar dan, onmiddellijk daarna, ondergaat het de Franse Revolutie nog oneindig hulpelozer dan het Noord-Nederlandse. Wel is ook hier de tijd er één van vernieuwing, maar opgelegde, en op een wijze niet alleen, maar in een vorm, die de verfransing van het openbare leven schrikbarende vorderingen deed maken.
Ondertussen had de omkeer in alle verhoudingen, die generaties lang zo vast hadden