De Nederlandse Opstand in de pamfletten 1566-1584
(1956)–P.A.M. Geurts– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Hoofdstuk IV
| |
[pagina 230]
| |
gevallen wordt soms genoemdGa naar voetnoot3). Al heel pertinent klinkt de verklaring: heet en koud kunnen niet samengaan; evenmin ‘cant oock over een comen een goet Patriot ende Papist te wesen’. Maar het is tekenend, dat zulks beweerd wordt ter weerlegging van de door velen gehuldigde opinie: ‘men vindt soo trouw Papisten als ghereformeerde’Ga naar voetnoot4). Zo komen aanklacht van en waardering voor de Katholieken naast elkaar voor. Vooral in de oorsprong van de Opstand wordt de Katholieken een aandeel gegund. Er wordt gezegd, dat zij door hun weerstand tegen de Spanjaarden bewerkt hebben, dat de Protestanten terug konden keren. De Protestanten boden het eerst het hoofd aan de Spanjaarden en waren daardoor oorzaak, dat de Katholieken het spaanse juk konden afschuddenGa naar voetnoot5). De Spanjaarden schrijven het begin van de beroerten aan de Katholieken toe, terwijl zij er juist op rekenden, dat dezen hun geheel terwille zouden zijnGa naar voetnoot6). De geestelijkheid krijgt de eer, dat zij een groot deel bijdroeg tot de bevrijding van Gent. Zij verdreef het eerst de Spanjaarden en riep de prins met zijn legerGa naar voetnoot7). Maar ook om hun blijvende steun aan de zaak van de Opstand vinden de Katholieken waardering. Een pamflet van zeer orthodoxgereformeerde zijde erkent in 1583 nog, dat er Katholieken zijn, die aan hun zijde de strijd tegen Spanje trouw voortzettenGa naar voetnoot8). Het is echter niet uitgesloten, dat achter dit soort uitingen van protestantse zijde, propagandistische motieven schuilgaan. Als er gezegd wordt, | |
[pagina 231]
| |
dat bij de aankomst van Alva geen onderscheid gemaakt werd tussen aanhangers van de katholieke en van de nieuwe religie, komen er reminiscenties op aan: Het Avijs, Der ijnquizicie Van Spaengien bewijsinghe dat in alle de Nederlanden geen papist oft Catholijcke persoonen en sijn na het geluyt der seluer ijnquisicie Van SpaengienGa naar voetnoot9), dat nog lang zijn nawerking doet voelen in de propaganda. Daar worden de Katholieken evengoed de doodstraf waardig gekeurd als de andersdenkenden. Al maakten zij zich niet direct schuldig aan ketterij, wel indirect. Er is daar nl. sprake van het peccatum omissionis, de zonde van verzuim. Door lijdelijk toe te zien waren zij de schuld, dat de ketterij en daarmee de Opstand zo snel om zich heen greep. Daarvoor moeten zij de doodstraf ondergaan. Aan dit idee is nauw verwant een andere aantijging, die de Spanjaarden zeer veelvuldig in de mond gelegd wordt, dat zij nl. alle inwoners der Nederlanden voor ketters houdenGa naar voetnoot10). Dit idee, dat de Katholieken de dupes zullen zijn en zelfs alléén de dupes, komt geregeld naar voren bij gelegenheid van vredesonderhandelingen. Een eventuele verbanning van de aanhangers van de nieuwe religie - die hun goederen kunnen verkopen of achterlaten onder de zorg van anderen - is dan een punt van bespreking. Vast daarmee verbonden is een economisch argument: het land kan de handel en de industrie van de aanhangers van de nieuwe religie niet missen. Tijdens de vredesonderhandelingen te Breda heet het: de ballingen, die bij hun vertrek hun goederen te gelde moeten maken, lijden daarop groot verlies, doordat ze ver onder de prijs weggaan. Verder zou ‘'t vertrek van d'andere uitten Landen van Holland en Zeeland grote depopulatie.... veroorsaken, en verlies van neringe, hanteringe, manufacture, zeevaert en navigatie, daer aen 't gehele welvaert der Nederlanden is dependerende’. Met de mensen zou ook de nijverheid zich naar het buitenland verplaatsen, tot onoverzienbaar nadeel van de Nederlanden, zoals in het verleden reeds gebleken isGa naar voetnoot11). Zijn de aanhangers van de nieuwe religie eenmaal weg, dan staan de Katholieken - ‘die men altans daer geen of seer weinig soude bevinden’ - alleen bloot aan de wreedheden van de vijanden: ‘sonderlinge aengezien dat sy den oorspronk van deze oorloge den voorsz. van de Roomse Religie meest toeschrijvende zijn, van de welke sy rekenen, dat sy haren gehelen wille behoren gehad te hebben’Ga naar voetnoot12). | |
[pagina 232]
| |
Naar aanleiding van de vredesonderhandelingen te Keulen komen deze argumenten terug, in verwante bewoordingen. Het is uitgesloten, dat ‘soomenich C. duysent menschen’, die van de religie gebleken zijn, voetstoots het land verlaten. Dat kan niet zonder ‘'tgehele Landt te depopuleren, den train vande coopmanschappe te doen cesseren, die traficque, manufacture, ende alle consten, midtsgaders oock die meestendeel vanden schat ende rijckdom van dese Landen, in vreemde handen te transporteren’. Dat brengt niet slechts noodzakelijk de ondergang van het land met zich, maar de Katholieken zullen dan alleen tegenover de vijand staan, die zij niet het hoofd kunnen bieden. Deze heeft in het verleden voldoende bewezen, dat hij geen onderscheid maakt van religie: ‘houdende den besten catholicken ten minsten voor fauteur vande Luteranen ende Heretiken, hem voornemen voorts fonderende in alle gevalle op tpoint vande rebellie, of ten lesten opde schult van negligencie, ofte so sijt baptiseren in peccato omissionis, te weten, datmen niet de wapenen in handen ghenomen, ende lijf ende goet geaventureert heeft, om die Kercken te defenderen, ende die predicatien van die Gereformeerde Religie te beletten’. Dat is voldoende reden om de Katholieken ter dood te brengen. Op die manier zullen de Katholieken er nog slechter aan toe zijn dan de andersdenkendenGa naar voetnoot13). Zolang echter de aanhangers van de nieuwe religie in het land zijn hoeft men geen tyrannie te vrezenGa naar voetnoot14). Het optreden van Alva vroeger, moet de juistheid van deze stelling bewijzen. Om het peccatum omissionis bracht hij meer Katholieken om dan mensen van de nieuwe leer. Het blijkt ook uit het proces tegen Egmont en HoorneGa naar voetnoot15). De emigratie om den gelove ten tijde van Alva had tengevolge: ‘den koophandel heeft seer afgenomen, en allerley konstrijke handwerken, daer in de voornaemste rijkdom deser Landen gelegen was, zijn uit den Lande geraekt, en vremde natien met gedeilt’Ga naar voetnoot16). Ook de familiebanden en vriendschappelijke relaties tussen Katholieken en andersdenkenden halen de pamfletten naar voren als argument tegen verbanning: ‘het verbandt van maechschap, daer mede wy aen malcanderen zijn verplicht’Ga naar voetnoot17). Bij verbanning van de aanhangers van de nieuwe religie | |
[pagina 233]
| |
zouden de Katholieken ook een menigte familieleden, vrienden en kennissen het land zien verlatenGa naar voetnoot18). Maar als de pamfletten de rampen opsommen, die de Nederlanden zouden treffen als de gereformeerden het land moeten verlaten, geven zij af en toe te kennen, dat zij die mogelijkheid toch niet ernstig nemen. ‘Ende als wy wt den Lande sullen zyn, meyntdy dat wy dan sullen slaepen, ende dat wy niet en sullen alle daghe middel soecken om weder daer in te commen? Maer om u-lieden de sake plat wt te seggen met eenen woorde: wy en zyn niet meer van meyninge het Lant te laten, noch ons te laten verbranden’Ga naar voetnoot19). Zij zullen liever sterven dan het land verlatenGa naar voetnoot20). Een pamflet uit 1584, dat pleit voor een verzoening met Spanje, maar als conditie stelt, dat de gereformeerde godsdienst niets in de weg wordt gelegd, hanteert een ander soort economisch thema. ‘Soude ons oock bouen dien die vrye nauigatie ende vrye hantieringe, welcke niet alleene dien van Hollant ende Zeelandt, maer ooc velen anderen die in anderen ghealtereerden Provincien wonachtich zijn, in Spaignen toeghelaten wert, niet hope ende moet gheven vande voorseyde versoeninghe te vercrygen, so wy de selue naer het behooren eendrachtelijck ende ootmoedelijck zijn zoeckende?’Ga naar voetnoot21). De tegenstander van dit pamflet werpt echter op, dat de Spanjaarden die handel niet toelaten uit welwillendheid ten opzichte van de Nederlanders, maar uit zuiver egoïstische motieven: ‘om dat syse niet en connen ontbeiren, ende souden overlange van honger versmacht sijn geweest, hadden wy de nauigatie willen ophouden’Ga naar voetnoot22). Onder de Katholieken zelf geeft de trouw aan de Opstand aanleiding tot disputen. Voorbeelden daarvan zijn te vinden in een verzameling brieven, uitgegeven naar aanleiding van de val van Mechelen op 9 april 1579: Vraye Narration De ce qu'est traicté auec ceux de Malines, Tant par escript que verbalement de la part de l'Archiduc Matthias Gouuerneur general du païs bas: Ensemble de ceulx de la ville d'Anuers; afin de persuader ausditz de Malines de demourer vniz auex les aultres Prouinces et villes voisines soubz le gouuernement dudit ArchiducGa naar voetnoot23). In een brief aan Mathias spreken de regenten van Mechelen er hun verwondering over uit, dat de aartshertog, | |
[pagina 234]
| |
die toch uit zo'n degelijk katholiek geslacht stamt, hen probeert te vervreemden van hun godsdienst en koningGa naar voetnoot24). Maar het eigenlijk debat speelt zich af tussen Bours, bevelhebber van Mechelen en Fromont, katholiek edele aan de zijde van de opstandelingen. Deze laatste probeert Bours terug te winnen voor de Staten. Daarover spreekt Bours zijn verwondering uit. Hij heeft Fromont steeds voor een degelijk katholiek gehouden. Hij kan zich daarom niet voorstellen, dat Fromont van hem verlangt, dat hij zich zelf en zijn stad weer stelt onder Oranje en ‘des heretiques ses suppostz’, zoals hij de Staten Generaal en de aanhangers van de prins meent te moeten noemen. Hoe kan Fromont toch samenwerken met mensen, die door hun daden bewijzen - wat zij ook vaak genoeg verklaard hebben - dat zij nl. de Katholieken niet vertrouwen. Het spijt Bours genoeg, dat hij een tijd lang aan hun kant heeft gestaanGa naar voetnoot25). Fromont verdedigt zijn houding. Het is helemaal niet zijn bedoeling geweest, Bours tot iets verkeerds aan te sporen en hij kan in zijn brief ook niets van die aard ontdekken. Hij verbaast zich op zijn beurt over Bours' brief, waarin Fromont en heel de Generaliteit, die zich niet met de koning verzoend heeft, zonder onderscheid voor ketters uitgemaakt worden. Fromont ziet zichzelf als vertegenwoordiger van een aantal Katholieken - dat groter is dan men denkt - dat vast houdt aan hun geloof en juist daarom trouw blijft aan eenheid en Generaliteit. Als zij zo gemakkelijk hun plicht vergeten en het landsbelang in de steek gelaten hadden, wat zou er dan overgebleven zijn van de oude godsdienst in de niet-verzoende gewesten en steden?Ga naar voetnoot26). Fromont en de andere edelen uit de omgeving van Mathias denken er niet over, de aartshertog te beïnvloeden een andere weg in te slaan. Door op te treden zoals hij doet, handelt Fromont in het belang van het Katholicisme en ook van de koning. Hij heeft verbeteringen aangebracht, naar gelang dat te pas kwam en zoveel als mogelijk was. Hij voorzag wel, dat een driest en driftig optreden hem niet kon helpen. De persoonlijke aanvallen, die Fromont op Bours doet, komen niet voort uit onedele motieven, maar uit oprechte ijver hem aan het verstand te brengen, dat degenen, die zich aan de Generaliteit houden, zich zelf beschouwen als evengoed katholiek als de Malcontenten. Zij willen voor niets ter wereld van hun geloof afwijken. Sommigen kunnen door de troebelen het juiste spoor zijn kwijt | |
[pagina 235]
| |
geraakt, maar daar moeten dan de ware schuldigen voor gezocht wordenGa naar voetnoot27). Richard Hall schrijft een speciaal werkje met het oog op de Katholieken onder de opstandelingen: Tractatvs.... exhortatorivs ad pacem.... et haeretici Principis factionem deserendamGa naar voetnoot28). Hij poneert de stelling: als - wat de ervaring het best kan bewijzen - door de afval van de koning en het verbond met de ketterse Oranje, het Katholicisme in de Nederlanden in gevaar komt, mag niemand, die voor katholiek wil doorgaan, van de koning afvallen en de zijde van de prins kiezenGa naar voetnoot29). De argumenten zijn talrijk, maar komen tenslotte alle op hetzelfde neer. De godsdienst is het hoogste goed voor de mens; de ziel gaat in waarde ver uit boven alle tijdelijk goed. Dan mag het katholieke geloof ook niet in gevaar gebracht worden terwille van een onenigheid met de koning over tijdelijke aangelegenheden. Dat geschiedt echter door een verbond met ijveraars voor de ketterij en bestrijders van het Katholicisme. Het geloof is onveranderlijk; de staatsregeling niet. Zo kunnen soms maatregelen nodig blijken, die in normale omstandigheden tyrannie zouden zijn. Terwille van het geloof moeten desnoods privileges opgeofferd wordenGa naar voetnoot30). Hall wil buiten beschouwing laten, of de oorlog van de Nederlanden tegen de koning rechtvaardig is. Hij huldigt immers de theorie, dat geen Christen, hoe rechtvaardig de zaak waarvoor gevochten wordt ook is, hulp mag verlenen aan een ongelovig of ketters vorst, in diens strijd tegen andere Christenen. Ook mag geen Christen een verbond aangaan met een ongelovig of ketters vorst, als blijkt, dat deze een vijand is van Gods Kerk en haar bestrijdt. Dat Oranje zo'n vorst is, toont Hall aan. In verband met opwerpingen die hiertegen gemaakt kunnen worden, wijst de schrijver erop, dat het iets anders is, wanneer een katholieke koning in zijn strijd tegen andere Christenen gebruik zou maken van de hulp van kettersGa naar voetnoot31). In deze overgangsperiode lagen de verhoudingen wel erg moeilijkGa naar voetnoot32). Dit thema is ook het onderwerp van: Epistola ad Dominvm Petrvm a Melodono Principem Espinoy, qva agitvr ervdite de cavsis et rationibvs cur à societate Principis Auraici necessario Catholicis fuerit discedendum, et | |
[pagina 236]
| |
ad clementissimum Dominum suum Regem Catholicum redeundumGa naar voetnoot33). Het is een brief gericht tot Pierre de Melun, een vurig aanhanger van de Opstand, rond wie de Walen, die het niet eens waren met de Unie van Atrecht, zich concentreerden. Hij verloor zijn goederen, die aan zijn broer Robert kwamen, een der hoofden van de Malcontenten. Aan deze Robertus is deze brief opgedragen, vooral omdat hij met de argumenten, die erin vervat zijn, steeds geprobeerd heeft zijn broer tot betere gedachten te brengenGa naar voetnoot34). Dit voorwoord is ondertekend: ‘vestrae dignitatis studiosissimus Anthemus A.H.’. Waarschijnlijk gaat hieronder schuil de bekende historicus Florentius van der HaerGa naar voetnoot35). De schrijver van het voorwoord doet het voorkomen, alsof hij slechts de uitgever is van een brief, die hem in handen viel en waarvan hij het nuttig oordeelde, dat hij binnen het bereik van velen kwam. Dat is echter een meer voorkomende fictie. In de oorlog tegen de Spanjaard om de vrijheid, leek aanvankelijk een verbond met Oranje noodzakelijk. Er bestond hoop, dat de bondgenoten zich loyaal aan de gemaakte afspraken en beloften zouden houden, bijzonder vanwege het gezag van mensen als De Melun. De strijd heeft zich echter ontwikkeld tot een strijd tegen de Katholieke Kerk. De Melun is te prijzen om zijn optreden te Doornik, waar hij het Katholicisme beschermde. Nu dreigt het echter mis te lopen. Vandaar deze waarschuwingGa naar voetnoot36). De Melun en de schrijver hebben dezelfde idealen. Zij zijn katholiek en willen beiden hun geloof beschermen. Beiden willen de koning trouw blijven maar zijn tegenstanders van de heerschappij der Spanjaarden. Zij zijn afkerig van volksoproer. Wat zijn dan de geschilpunten? Waar het doel hetzelfde is, moet het verschil te vinden zijn in de manier waarop het bereikt moet worden. Langs de weg van De Meluns verkeerde raadslieden of langs de weg van de schrijver?Ga naar voetnoot37). De Melun is katholiek en zegt voor zijn geloof te vechten. Hij is echter tolerant voor de ketters. Hij gehoorzaamt Oranje en laat de Calvinisten te Doornik toe. Hij meent, dat wanneer het hele land zo handelt, in Vlaanderen, Brabant en de overige plaatsen de katholieke kerken teruggegeven zullen worden. De ketterij zal verdwijnen voor het woord van de theologen. Het zal weldra zijn: één herder en één schaapstal. Volgens de schrijver staan | |
[pagina 237]
| |
er dan echter twee mogelijkheden open, die beiden verworpen moeten worden: óf een compromis uit de verschillende religies óf meerdere godsdiensten, die alle beschermd worden. Voorbeelden, speciaal uit Duitsland illustreren die thesisGa naar voetnoot38). Buitenlandse voorbeelden zijn echter overbodig; de eigen geschiedenis toont duidelijk aan, dat De Meluns overtuiging vals is: de schending van de Pacificatie; het verbreken van de afspraken te Haarlem en te Amsterdam. De religievrede wordt erbij gehaald en het optreden van de Gentenaren. Er waren mensen, die geloofden, dat Oranje het niet eens was met de gebeurtenissen te Gent. De schrijver denkt echter aan het gezegde: ‘Cui bono’? en aan de vriendschappelijke wijze, waarop Oranje met de kopstukken der Gentenaren verkeerde. Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat de ketterij van karakter zal veranderen, al is de ene secte misschien erger dan de andereGa naar voetnoot39). Vervolgens gaat de schrijver over tot de uiteenzetting van zijn eigen standpunt. Dat komt allereerst hierop neer, dat de katholieke godsdienst alle steun moet hebben en dat de ketterij bestreden dient te worden. Samenwerking is uitgesloten, omdat de geschiedenis van de Opstand bewijst, dat de ketters trouweloos hun posities versterken en anderen niet dulden. Wat Oranje zelf van de godsdienst denkt, is duidelijk uit zijn huwelijken: eerst had hij een katholieke vrouw, daarna een luterse en toen een calvinistische: ‘id palam profitetur, nihil ad se pertinere quo ducat, modum in eo loco ducat, in quo tyrannidis suae arma collocavit’. Een van de inconsequenties in het standpunt van De Melun is, dat hij in andere plaatsen met geweld van de koning probeert af te dwingen, wat hijzelf te Doornik weigert, nl. publieke samenkomsten van de ketters, Waar veel ketters zijn wil De Melun hen vrij laten; waar er weinig zijn, niet. Hij stelt zich in dienst van hen, wier heerschappij de ondergang van het Katholicisme betekentGa naar voetnoot40). Ook de trouw aan de koning komt ter sprake. Het staat buiten discussie, dat deze landen aan de koning toebehoren. De kwestie is slechts: kunnen we nog langer de gehoorzaamheid aan de koning weigeren? Ook dat is niet moeilijk te beslissen: er mag geen andere vorst komen en er moet een algemene vrede gesloten worden. Oranje heeft dit steeds weten te verhinderen. Ofschoon de schrijver zegt, dat het niet zijn taak is om de geschiedenis van de Opstand te beschrijven, passeert deze toch de revue, met Oranje als de kwade genius: ‘Sed quid nos in istis recensendis diu laboramus, cum nullis | |
[pagina 238]
| |
retro saeculis fuerit Tyrannus, in quo singulare aliquid existeret, quod ad novum dominatum obtinendum valeret, quem non Auraicus imitando superaret’. Hoe kan De Melun hem verkiezen boven de koning?Ga naar voetnoot41). Ofschoon de schrijver niet wil spreken over de beste regeringsvorm, kan hij toch niet nalaten zijn afkeer te verkondigen van de volksregering, zoals die o.a. te Gent optreedt. Daar Oranje onaanvaardbaar is, zou er hulp in het buitenland gezocht moeten worden. Koningin Elisabeth van Engeland komt niet in aanmerking: ‘Non placet muliebre regnum Anglicarum, nec mulier cordata tam insana consilia est admissura’. Van de duitse vorsten en de koning van Frankrijk is niets te verwachten. Ook Anjou is te verwerpen. Zo komt de schrijver tot de aansporing, vrede te sluiten met de koning, vooral omdat het mogelijk is gunstige voorwaarden te bedingen. Daarmee zou De Melun weer in de traditie van zijn eigen familie komen en het voorbeeld volgen van de andere adelGa naar voetnoot42). Bij de Protestanten doet zich een soortgelijke kwestie voor ten aanzien van Anjou. Mogen zij wel een verbond sluiten met een katholiek vorst? Oranje houdt zich met die moeilijkheid bezig in zijn Advis, waar hij met een serie voorbeelden aantoont, dat zo'n verdrag geoorloofd isGa naar voetnoot43). Daarop krijgt hij antwoord: ‘Liever duysent vyanden, en Godt voor ons propijs,
dan een Verbondt vernieuwen, teghen d'woort des Heeren;
Maer den Prince latet toe, soot blijct in sijn Aduijs,
Met veel exempelen, soudt ghy die wel omme keeren?
Iae, leest vry voort, daer sult ghy wel anders leeren,
Vrede Verbonden, sijn alle menschen toeghelaten,
D'een dander niet beschaden, vriendtschap doen met eeren:
Maer dat de Christenen souden roupen ter baten,
Eenen Afgodist, t'sy leegh, oft hoogh van staten,
Om d'Landt en de Waerheyt, met Krijgh voren te stane,
Sulcx doen verbiedt Godt: daerom moeten wijt oock haten’Ga naar voetnoot44).
In de tekst, die dit ‘Refereyn’ toelicht, worden deze regels nog verder van commentaar voorzienGa naar voetnoot45). De extreme, onverzoenlijke richtingen zijn in de pamfletten goed ver- | |
[pagina 239]
| |
tegenwoordigd. Aan katholieke zijde gaat Cornelis Loos wel het verste in zijn Brevis Consvltatio. Hij begint met uitvoerig de noodzakelijkheid van vrede te betogen en de onwil van de ketterse rebellen om daartoe te geraken, aan te tonen. Aan al het gedraal, congressen, besprekingen en geschriften moet een einde komen. De vrede moet resoluut hersteld worden. Dat er tot dan toe tevergeefs aan het herstel der rust gewerkt is, komt doordat men de ware oorzaak van de troebelen niet doorziet of onjuist beoordeelt. De schuld draagt echter alleen de ketterij en wel op de eerste plaats het Calvinisme, dat identiek is met het summum van heerszucht en revolutionair streven. Daarbij komt de goedertierenheid van de koning, die zijn onderdanen de gelegenheid wil geven om tot betere gedachten te komen. Blijft dit echter zonder resultaat, dan rest slechts de weg der strengste rechtvaardigheidGa naar voetnoot46). Daar vrede door verzoening onmogelijk is - dat beide partijen streng vasthouden aan hun standpunt op religieus gebied wordt in den brede aangetoondGa naar voetnoot47) - hoe moet er dan een einde aan de rebellie gemaakt worden? ‘Bello opus esse ad Belgij pacem’. Maar dan oorlog zonder aarzeling of slapheid, zonder besprekingen of verdragen, totdat de rebellie met wortel en al is uitgeroeidGa naar voetnoot48). Loos geeft zelf een gedetailleerd plan voor deze genadeloze oorlog. Bondgenoten en aanvalswegen worden beschrevenGa naar voetnoot49). Steden kunnen slechts capituleren op voorwaarde - die de koning kan stellen - dat voortaan alleen de katholieke godsdienst wordt uitgeoefend. Andere religies moeten verboden worden. Wie dit te zwaar is, kan emigreren, met behoud van heel zijn bezit. Tegen de steden, die niet capituleren maar hardnekkig zijn, zal de koning resoluut en snel optreden. Als op die manier twee of drie steden, die de vrede van de hand wezen, veroverd zijn, wordt de strafexpeditie volkomen meedogenloos. Dan gebruikt het leger ‘immani et plusquam barbara et fera crudelitate’ tegen de grootsten en de kleinsten, tegen schuldigen en onschuldigen: ‘dictu durum’. Loos wil niemand sparen en geen rekening houden met leeftijd, waardigheid, aanzien of geslacht: ‘ut omnium aures haec audientes tinniant, corpora horrore concutiantur, artus contremescant, in verticem crines erigantur, vultus concidant, et facies pallore immutentur’. De bedoeling is, de andere nederlandse steden zoveel schrik in te boezemen, dat ze de gedachte aan verder | |
[pagina 240]
| |
verzet opgevenGa naar voetnoot50). Haarlem wordt aangehaald als een afschrikwekkend voorbeeld van te grote lankmoedigheid; Zutphen daarentegen als een bewijs voor de heilzame uitwerking van strengheid. Tegenover het bezwaar van de dood van zoveel onschuldigen plaatst Loos een beschouwing ‘sub specie aeternitatis’Ga naar voetnoot51). Gelukkig is Loos in zijn extreme felheid een eenzame. Maar tolerant zijn ook de andere katholieke auteurs over het algemeen niet. Cunerus Petri geeft de koning de macht, zich met de ketterij te bemoeien en toont er zich een tegenstander van, dat de Staten zich hiermee occuperen. De vorst mag de ketterij geen vrijheid toestaan. De Schriftuur bewijst, dat hij ze moet uitroeien. Als het niet anders kan, mag hij, om een groter kwaad te voorkomen, één enkele stad aanwijzen, waar de ketterij uitgeoefend kan wordenGa naar voetnoot52). Maar ook van protestantse zijde zijn extreme uitingen helemaal niet zeldzaam. Een pamflet, dat wenken geeft over de magistraatsverkiezing, waarschuwt: ‘sullen alle Overicheden vermaent wesen, in heure Jurisdictie grondelijcken wt te roeyen de fundamenten der Roomscher Ketterije’Ga naar voetnoot53). Heel grof beschrijft het pamflet die roomse ketterij en doemt ze nogmaals tot verdelging. Omdat de religievrede de afgodendienst gedeeltelijk wilde toelaten vindt deze ook geen genade in de ogen van de schrijver. Onder de scheldwoorden, die hij er voor heeft, komen voor: ‘hontsvrede, Duyvelsvrede’Ga naar voetnoot54). Alleen de nieuwe religie mag uitgeoefend worden. Immers de religie is juist of onjuist en moet dus alléén, of helemaal níet toegelaten worden. Daarop volgt de mededeling, dat het geweten natuurlijk ongebonden blijft. Bij de eigenschappen, die de overheidspersonen moeten bezitten, wordt de ijver voor de uitbreiding van de gereformeerde religie bijzonder benadruktGa naar voetnoot55). Speciaal uit de overheidsfuncties worden de Katholieken geweerd. Een pamflet, dat een meer efficiënte verdeling van de functies bepleit, stelt als conditie voor de functionarissen: ‘wesende vanden Religie’Ga naar voetnoot56). Papen en Spaansgezinden zijn daar synoniem en zij worden verantwoordelijk gesteld | |
[pagina 241]
| |
voor de stroming, die naar vrede overheltGa naar voetnoot57). Daarom is de auteur ook tegen religievrede, die de Katholieken een bepaalde vrijheid zou geven en hen daardoor beter in de gelegenheid zou stellen, om staatsgevaarlijke praktijken te bedrijvenGa naar voetnoot58). Dat komt dus neer op een pleidooi voor het monopolie van de gereformeerde religie. Een der gevaren van een accoord met de koning of met Artois en Henegouwen is, dat dan veel Katholieken en Spaansgezinden terugkeren en hun ambten en terecht geconfiskeerde goederen weer opeisen. De theologische disputen zullen weer beginnen. Het einde zal de Spaanse Inquisitie zijnGa naar voetnoot59). De Katholieken moeten dus naar Spanje verjaagd worden of in elk geval voorgoed verbannen blijven, ook bij een eventuele vredeGa naar voetnoot60). Oranje en de Staten Generaal moeten eindelijk eens een grondige zuiveringsactie instellen, zonder aanzien des persoons, tegen de vele paapsen en speciaal tegen de geestelijken, seculieren en regulieren. Deze gaan hardnekkig door met mislezen en bestendigen zodoende de afgoderij. De geestelijken moeten maar een ambacht leren of anders vertrekken. De terminologie, die hier voor de Katholieken gebruikt wordt, kan gemakkelijk wedijveren met de woorden, die de Katholieken op de Protestanten toepassen: zulke mensen behouden is de pest voeden, die dood en slavernij brengtGa naar voetnoot61). Een paar maal wordt met een enkel woord aangeduid, dat er ook Katholieken bestaan, die de Opstand trouw zijnGa naar voetnoot62). Tussen de extreme richtingen staan de vertegenwoordigers van een tolerantie, in grotere of geringere mate. Caspar Schetz van Grobbendonck en de vooraanstaande Katholieken, die hij zegt te vertegenwoordigen, huldigen een vrij ruime opvatting. Zij aanvaarden de Pacificatie van Gent als een vast uitgangspunt en niet als een provisorische noodoplossing, die men hoopt spoedig weer ongedaan te kunnen maken. Schetz zegt, dat die hoop absoluut ijdel is. De Hollanders en Zeeuwen zullen onder geen enkel beding toelaten, dat hun de uitoefening van de nieuwe religie onmogelijk gemaakt wordt. De Lutheranen en Calvinisten in de andere gewesten willen de ge- | |
[pagina 242]
| |
wetensvrijheid, die zij genieten, niet meer afstaanGa naar voetnoot63). Schetz wil alle vroegere discussies over het verbreken der Pacificatie resoluut sluiten, in de overtuiging daarmee toch niet verder te komen. Hij wil alleen onderzoeken, wat men de Protestanten naar rede, billijkheid en geweten kan toestaanGa naar voetnoot64). De orthodoxie van Schetz mag geenszins in twijfel getrokken worden. Het zal nog overvloedig blijken, als hij hieronder de voorgestelde concessies beargumenteert. Dat hij geen dogmatische, maar alleen een burgerlijke verdraagzaamheid bepleit, volgt uit de vermaningen, die tot de Protestanten gericht worden, alvorens hun meer faciliteiten toe te staan. Zij stellen nogal onredelijke eisen. De bescheidenheid der eerste Christenen beoefenen zij niet. De oude wijsgeren, Socrates en Plato, zagen als enige oplossing voor mensen die zich niet konden verenigen met de wetten en religie van hun vaderland: naar elders gaan, waar zij konden leven volgens eigen opvatting. De Protestanten gingen hun boekje te buiten, toen zij niet tevreden waren met de Pacificatie en bekrachtiging vroegen van een fait accompli: de uitbreiding, die zij aan de Gentse Bevrediging gavenGa naar voetnoot65). Waar Schetz tenslotte naar toe wil is het volgende. Terwijl de Katholieken vrije godsdienstuitoefening krijgen in Holland en Zeeland, worden de Protestanten vrij-plaatsen toegewezen in de andere gewesten. Voor een Katholiek van die tijd een tere kwestieGa naar voetnoot66). Schetz is zich daarvan wel bewust en benadert daarom zijn standpunt uiterst behoedzaam. Hij stelt de status quaestionis telkens scherper om toch maar niet verkeerd begrepen te worden. Is er een reden denkbaar, waarom men de Protestanten concessies kan doen, die verder gaan dan de Pacificatie? Schetz weet het zo voor te stellen, dat men de indruk krijgt, dat de Pacificatie een grotere stap betekende - wat het inderdaad ook was - dan wat hij beoogt. Het gaat er niet om, of in een gedeelte van deze katholieke streken ook de uitoefening van de ketterij toegestaan kan worden. Dat is immers al gegeven. Het gaat er wel om, | |
[pagina 243]
| |
of er een reden is, om hetgeen in Holland en Zeeland reeds is toegestaan, nu ook in enkele steden van de andere gewesten te duldenGa naar voetnoot67). Als een praeliminaire kwestie onderzoekt Schetz de vraag: kan de koning op geen enkele voorwaarde de uitoefening van een andere religie dan de katholieke toestaan? Hij onderscheidt de menselijke handelingen in daden die in zich verkeerd zijn en andere, die de schijn tegen zich hebben, maar die toch om een bijzondere reden soms geduld kunnen worden, soms zelfs nuttig kunnen zijn. Daar de concessies in kwestie tot de laatste groep behoren, is de weg tot voortzetting van de redenering gebaandGa naar voetnoot68). Aan de verdere argumentatie ligt het beginsel ten grondslag, dat men van twee kwaden het minste moet kiezen. Schetz taxeert de kansen van de spaanse koning in de oorlog niet hoog. Wat dat betreft, zijn er meer redenen om te vrezen dan om te hopen. Daaruit volgt de noodzakelijkheid van verdere oorlogvoering af te zien. Anders zou zelfs een gedeeltelijke overwinning verloren kunnen gaan. Om te komen tot een toepassing van het beginsel: eligendum minus malum, vergelijkt de schrijver de rampen, die uit een eventuele nederlaag zouden volgen, met het veel mindere kwaad, dat voortkomt uit een vrede met concessies op het punt van de religie. Hoe treuriger de consequenties van een nederlaag, hoe gelukkiger de oplossing, waardoor deze vermeden worden. De bestaande situatie maakt het onverantwoordelijk de kansen van de oorlog nog langer te wagenGa naar voetnoot69). Schetz' tegenstander Richard Hall hanteert hetzelfde beginsel, dat men nl. van twee kwaden het minste moet kiezen. Hij houdt zich bezig met de voorbeelden uit de oude Kerkgeschiedenis, die de Protestanten graag benutten om de mogelijkheid en het geoorloofde van een religievrede aan te tonen. Met behulp van dat beginsel rechtvaardigt hij de schorsingen van de wetten tegen de ketters in het verledenGa naar voetnoot70). In principe is er dus wel overeenstemming tussen Schetz en Hall. Maar bij de toepassing op de actuele toestand in de Nederlanden openbaren zich verschillen. Terwijl Schetz ernstig rekening houdt met een nederlaag van de koning, slaat Hall de macht van de Spanjaarden nog hoog aan. Hij koestert verwachtingen van de numerieke meerderheid der Katholieken. Het goede, dat uit een eventuele tolerantie voortvloeit, kan in zijn ogen de vergelijking met de rampen geenszins doorstaanGa naar voetnoot71). | |
[pagina 244]
| |
Ook de Protestanten, die om religievrede vragen, gaan van hetzelfde beginsel uit. Als de SupplicatieGa naar voetnoot72) aan de hand van voorbeelden uit verschillende landen bewijst, dat meerdere religies naast elkaar kunnen bestaan, ziet het die oplossing ook vaak als de enige redding uit een vrij hopeloze situatie. Het Discours, dat als het ware een commentaar op de Supplicatie vormt, laat herhaaldelijk doorschemeren, dat het op dezelfde redenering steuntGa naar voetnoot73), totdat het tenslotte uitdrukkelijk zegt, dat men van twee kwaden het minste moet kiezenGa naar voetnoot74). Dat sluit in, dat één religie in de Staat het ideaal is. Dat zegt de schrijver trouwens ook uitdrukkelijkGa naar voetnoot75). Maar nu er eenmaal twee zijn, is het beter ze te dulden. Het idee van de religievrede vindt dus zijn oorsprong in de drang der omstandigheden. Zijn noodzakelijkheid is zijn rechtvaardigingGa naar voetnoot76). Én voor de Staat én voor de Katholieken - de auteur stelt zich voortdurend op katholiek standpunt - is het de enige uitweg. Het dilemma is: de Protestanten vreedzaam naast de Katholieken laten leven of samen stervenGa naar voetnoot77). De Supplicatie vraagt een regeling voor de ‘Protestanten’. Daaronder moet men Calvinisten en Lutheranen verstaan. Het Discours snijdt de kwestie aan of nu iedereen God vrij mag dienen zoals hij verkiest, zonder dat er nog dwang bestaatGa naar voetnoot78). Rustverstoorders moeten natuurlijk gestraft worden. Waar slechts één religie bestaat moet alles blijven zoals het is. Zijn ergens enkele personen, die een afwijkende overtuiging huldigen, dan kunnen ze met rust gelaten worden of mogen zij uitwijken. Dan zijn er nog een reeks uitzonderingen, die een ander pamflet opsomt: WederdopersGa naar voetnoot79), Nicolaieten, Epicureërs, Libertijnen. Ze zijn staatsgevaarlijk en verdienen dus vervolgingGa naar voetnoot80). Het eerste rekest om religievrede bewijst uit de geschiedenis, dat er in één land twee religies naast elkaar kunnen bestaan. De heidense keizers regeerden over heidenen en Christenen naast elkaar, in hun rijk. Heidense en christen-soldaten vochten onder één veldheer. Onder christelijke keizers | |
[pagina 245]
| |
is het nog lang hetzelfde. Constantijn en Theodosius stonden ook aan nietchristenen openbare kerken toe. Tegenwoordig zijn er zoveel voorbeelden, dat men kan zeggen: de vorst, die een religie wil onderdrukken, brengt zijn staat of zijn regering in gevaar. In Duitsland en Frankrijk bleek na veel bloedvergieten, dat er geen andere uitweg was dan het toelaten van twee religies. De Turk laat Joden en Christenen toe. De koning van Polen heeft, naast meerdere christelijke religies, Mahomedanen in zijn land. De Paus zelf duldt in Rome synagogen en scholen voor de Joden. Ook in de Nederlanden worden de Joden toegelatenGa naar voetnoot81). Aan de hand van deze voorbeelden bepleiten verschillende pamfletten godsdienstvrijheid voor de gereformeerden. Zij weiden daarbij uit over verschillende punten. Als Joden, die Christus verwerpen en het Nieuwe Testament niet aannemen, vrijheid genieten, waarom dan zij niet, die, evenals de Katholieken, Christus aanhangen en proberen Hem na te volgen, die geloven in hetzelfde Oude en Nieuwe Testament, dezelfde tien geboden en artikelen des geloofs, die hetzelfde Onze Vader biddenGa naar voetnoot82). Men hoeft toch niet roomser te zijn dan de Paus, die de Joden te Rome toelaatGa naar voetnoot83). In de oude Kerk waren er een tijd lang allerlei vreemde en niet te tolereren ketterijen. Deze ontstonden tijdens de lange vervolgingen, toen er veel heimelijke bijeenkomsten gehouden werden. Keizer Constantijn gaf vrijheid aan allen, die zich Christenen noemden en toen verdwenen de verschillende secten als sneeuw voor de zonGa naar voetnoot84). In Duitsland bestaan in dezelfde stad verschillende godsdiensten naast elkaar, zonder dat zulks tot moeilijkheden aanleiding geeft. Het zijn dus niet de verschillende religies, die de moeilijkheden veroorzaken, maar de hartstochten van de mensen. De Turk wordt gehoorzaamd door Joden en Christenen, griekse en latijnse, beter dan door zijn eigen Turken. Heidense keizers hadden christelijke strijdkrachten, die overwinningen voor hen bevochtenGa naar voetnoot85). De magistraten hebben de macht om het kwaad te weren. Zij moeten dat echter doen met omzichtigheid, nl. na de juiste leer uiteengezet en de verkeerde met argumenten weerlegd te hebben: ‘gelijck Constantinus ende Theodosius de Keysers ghedaen heb- | |
[pagina 246]
| |
ben, welcke die Tempels van den afgoden niet gesloten en hebben, dan na dat het volck hen begonste te bekeeren door onderwijsinghe’Ga naar voetnoot86). In een pamflet wordt gezegd, dat het zelfs overbodig is om te discussiëren over het toelaten van twee godsdiensten in een staat. Immers grote christelijke landen praktiseren dat en hebben het al eeuwen lang gedaan. Natuurlijk verdient het de voorkeur als er slechts één religie is. Zo zou het ook verkieselijk zijn als alle mensen één van zin, even goed en gelukkig waren. Maar zolang als dat onmogelijk is, moet de staat een regeling treffen op godsdienstig gebied en er voor zorgen, dat alle inwoners zoveel mogelijk tevreden zijn. De Staten Generaal moeten dus, naar het voorbeeld van de buurstaten, meerdere religies tolereren, liever dan de koning toestaan, dat hij de vele niet-katholieken verdrijft of vermoordt. De ervaring heeft bovendien uitgewezen, dat, ondanks de wreedste vervolging, de hervormde godsdienst toeneemtGa naar voetnoot87). Van katholieke zijde gaat men tegen deze argumenten in. De aangehaalde voorbeelden bewijzen nog niets, want ze tonen niet aan, dat waar de Calvinisten de overhand hebben, de katholieke godsdienst nog lang geduld wordt. De vorsten in Duitsland staan alleen de uitoefening toe van de religie, die zij wensen. Komen er meerdere religies naast elkaar voor, dan is dat in enkele vrijsteden of in steden onder het direct bestuur van de keizer, maar niet waar het volk de baas is. Mogelijk kunnen Katholieken en aanhangers van de augsburgse confessie, op een enigszins dragelijke manier naast elkaar leven. Met de Calvinisten is dat echter uitgeslotenGa naar voetnoot88). Wat de schrijver zegt over de godsdienstvrede in Frankrijk, is heel merkwaardig. Daar stond de adel, tot de allerhoogste toe, op de bres voor de gereformeerde religie en sleepte het gewone volk mee. In de Nederlanden is het juist andersom: daar kwam het gewone volk in beroering en sleepte de adel mee: ‘son respect et auctorité dépend du tout de ce menu peuple abusé’. In de Nederlanden weet men dus niet eens met wie te onderhandelen, want het is een lichaam zonder hoofd of verschillende hoofden zonder lichaam. In Frankrijk kon de koning onderhandelen met de adel en bereikte meteen het hele volkGa naar voetnoot89). De Christenen onder de Turken vormen geen argument | |
[pagina 247]
| |
voor tolerantie. De Turk laat ieder in de godsdienst, die hij bezit, maar hij staat geen verandering toe. Verder kunnen de Christenen daar geen functies bekleden en leven als slaven onder belastingdrukGa naar voetnoot90). Wat de Joden betreft: er is een groot verschil tussen Christendom en Jodendom. Voor het laatste bestaat een grote minachting. Het is niet nieuw. Er is geen reëel gevaar, dat het Jodendom aanhangers wint. Zij maken geen reclame. Zij betekenen geen gevaar in de staatGa naar voetnoot91). Aan verschillende voorbeelden van meerdere godsdiensten, die in de oude Kerk onder de romeinse keizers voorkwamen, besteedt ook Richard Hall ruimschoots aandachtGa naar voetnoot92). Aan de kwestie: één of méér religies in een staat, wijdt Lensaeus een apart werk onder de sprekende titel: De unica religione, studio catholicorum principum, in republica conservanda. Reeds in het eerste hoofdstuk, over het belang van de godsdienst voor de staat - teksten en voorbeelden uit Bijbel en oude geschiedenis komen hier en door het gehele boekje overvloedig voor - komt de schrijver al tot zijn eigenlijke thema. Zoals het onduldbaar is, dat er straffeloos getornd wordt aan een eenmaal wettelijk gevestigde orde, zo mag er ook op godsdienstig gebied geen verandering toegestaan worden. Worden er twee of drie religies toegestaan, waarom dan niet meer? De vorst die ketterijen toelaat, loopt gevaar zijn rijk te verliezenGa naar voetnoot93). De belangrijkste steunpilaar van de staat is de rechtvaardigheid. Daartoe behoort op de eerste plaats, dat God gegeven wordt hetgeen Hem toekomt. Dit gebeurt door de ware religieGa naar voetnoot94). Valse religies, die afbreuk doen aan Gods eer, dienen daarom vervolgd te wordenGa naar voetnoot95). Zonder eendracht, vrede en vriendschap kan geen staat standhouden. Deze deugden zijn echter onbestaanbaar tenzij alle inwoners één religie aanhangen en elke andere geweerd wordtGa naar voetnoot96). Daarna schetst de schrijver gedetailleerd de breuk, die het verschil in religie veroorzaakt in de familiebandGa naar voetnoot97). Niets is meer geëigend om een staat omver te werpen dan de invoering van een nieuwe en leugenachtige religieGa naar voetnoot98). Geen staat kan be- | |
[pagina 248]
| |
staan zonder gehoorzaamheid van de onderdanen. De ketterij, als kind van de hoogmoed, gehoorzaamt nietGa naar voetnoot99). Zij probeert haar gedrag te rechtvaardigen met de valse theorie, dat de overheid door haar wangedrag het recht om te gebieden verliestGa naar voetnoot100). Bijbelteksten worden aangehaald om te bewijzen, dat christen-vorsten als eerste plicht hebben, de éne religie, nl. de katholieke, te handhavenGa naar voetnoot101). De opwerpingen van de aanhangers der nieuwe religie: dat men geduld moet hebben; dat strengheid in geloofsaangelegenheden verkeerd is, verwerpt Lensaeus. De door hen graag aangehaalde raad van GamaliëlGa naar voetnoot102) verklaart Lensaeus heel andersGa naar voetnoot103). In de twee laatste hoofdstukken toont de schrijver met voorbeelden aan, dat de christen-vorsten zich steeds beijverd hebben om de éne Katholieke Kerk te beschermen en dat de kerkelijke overheid hen steeds die plicht heeft voorgehoudenGa naar voetnoot104). Met de religiekwesties is nauw verbonden de interpretatie van de Pacificatie van Gent. Twee pamfletten worden in de strijd der meningen van de zijde der voorstanders van religievrede als gezaghebbend naar voren gebracht. ‘Vanden warachtigen verstande vande voorschreven Pacificatie, Unie ende alle andere contracten daer wt ghevolcht, ghenoech by andere ghetracteert gheweest is, ende besondere in een Boecxken gheintituleert Discours contenant le vray entendement de la Pacification de Gand, de l'Vnion des Estatz. etc. (et aultres traictez y ensuyuiz, touchant le faict de la Religion. Par lequel est clairement monstré que la Religion-fridt ne repugne pas ny ne contrarie aucunement à ladicte Pacification). Hebben wy u lieden daer toe willen verseynden’Ga naar voetnoot105). Verder op komt naast het genoemde pamflet nog een ander ter sprake: Een Goede vermaninge aen de goede borghers van Bruessele, dat sy souden blyuen in goede eendracht, ende niet treden in partijschap teghen malcanderen om eenighe saeckenGa naar voetnoot106). Het Vray entendement betoogt, dat de Staten, bij het sluiten van de | |
[pagina 249]
| |
Pacificatie, niet dachten aan het beschermen van de Katholieke Kerk. Ze sloten immers een verbond met ketters tegen de katholieke koning; lieten ketters in het land terugkomen; gingen vertrouwelijk met hen om; gaven hen zitting in hun vergadering en schonken hun functies. Bij het sluiten van de Unie van Brussel namen de Staten op zich, om de Katholieke Kerk te handhaven. Dat moet echter correct geïnterpreteerd worden. Het wil niet zeggen, dat in de Zuidelijke Nederlanden geen andere religie toegelaten zal worden. De Staten willen zeker niets verdedigen, dat in strijd is met de vrijheid, zoals bv. de Inquisitie, die de hoofden der Katholieke Kerk toch onontbeerlijk achten. De toezegging om de Katholieke Kerk te beschermen moet dus beperkt gezien wordenGa naar voetnoot107). De Pacificatie stond in Holland en Zeeland de uitoefening van de gereformeerde godsdienst toe, zelfs met uitsluiting van de katholieke. Degenen die met tegenzin hierin toestemden, bewezen toch minstens, dat er uitzonderingen mogelijk zijn. De motivering, dat zulks geoorloofd was onder de drang der omstandigheden en dat het erger zou zijn de gereformeerde religie in het Zuiden toe te staan, gaat niet op. Wat in zich verkeerd is, kunnen de omstandigheden niet rechtvaardigen. Wat in Holland en Zeeland kon, kan ook in het Zuiden. Wat tijdelijk kon, kan ook voorgoed. De noodzaak, die ten tijde van de Pacificatie dwong, om in Holland en Zeeland de gereformeerde godsdienst toe te staan, is momenteel niet minder urgent voor het Zuiden, integendeelGa naar voetnoot108). De Pacificatie en de verdragen, die daarna volgden, zijn gemaakt met de bedoeling het land zijn vrijheid te hergeven, de gewesten in eeuwige vriendschap te verenigen, zonder dat er - om welke reden dan ook - nog tweedracht zou kunnen ontstaan. Bij eventuele moeilijkheden zijn de Staten Generaal de aangewezen instantie, om uitspraak te doen, waaraan ieder verplicht is zich te houdenGa naar voetnoot109). Op het einde van het pamflet gaat de schrijver nogmaals in op die algemene regel van interpretatie der Pacificatie en andere verdragen, om de religievrede daarin te passen. De bedoeling van de verdragen moet steeds in het oog gehouden worden. Dit is in casu: de vrede en de eendracht tussen de Nederlanders te bewaren. Welnu, de religievrede is daartoe het enig middel. In contracten kunnen nooit alle detailpunten van tevoren voorzien worden. Er komen onherroepelijk moeilijkheden, die om oplossing vragen. Wat Pacificatie en Unie van Brussel | |
[pagina 250]
| |
betreft, moeten de Staten Generaal de kwestie oplossen. Een van de verdere logische uitwerkingen nu is de religievredeGa naar voetnoot110). Dit is ook de conclusie van het andere pamflet: de Staten Generaal waren gedwongen ‘te maken eenen voet van Religions-vrede: die in effecte dienen soude tot volcomen effectuatie vande goede intentie die sy gehadt hebben int maken vande Pacificatie van Ghendt, dat is, dlant te houden in vrijheyt, ende vrientschap, besonder dat wy niet en souden comen in tweedracht om eenighe sake ter werelt’Ga naar voetnoot111). De aangehaalde pamfletten beklemtonen wel heel nadrukkelijk, dat vrijheid van geweten de uitoefening van de godsdienst insluit. Op zuiver inwendige vrijheid van geweten heeft niemand invloed; deze kan dus niet verboden of toegestaan wordenGa naar voetnoot112). Het geweten beveelt, dat de mens God niet slechts inwendig maar ook uitwendig dient; dat hij zijn innerlijke overtuiging naar buiten uitdraagt. Aantasting van de uiterlijke eredienst is dus gewetensdwang. Het is de enige gewetensdwang die mogelijk is, zoals de Inquisitie die ook practiseerde. Als de Pacificatie de aanhangers van de nieuwe religie iets gegeven heeft, dan kan het alleen de uitoefening van hun religie zijn. De Katholieken redeneren op dezelfde wijze, wanneer zij zeggen, dat zij in Holland en Zeeland de vrijheid missen omdat hun daar de uitoefening van hun godsdienst niet is toegestaanGa naar voetnoot113). Een ander pamflet vat het aldus samen: ‘Maer de vryheyt der sielen vereyscht, dat een yeghelijck soude moghen wtwendichlijck belijden wat Religie hy inwendichlijc waer houdende, so wel metten monde als met oeffeninghe vanden wtwendighen Godsdienst van zijnder Religien’Ga naar voetnoot114). Voor het recht op gewetensvrijheid in de uiteengezette betekenis, beroept Een Goede vermaninge zich ook op de Blijde Inkomste. Daarin staat immers, ‘datmen hen niet en soude moghen cracht oft wille aendoen in eenigher manieren’. Die laatste woorden moeten verstaan worden als: ‘noch in goeden noch in lijve, noch in ziele’. Tot nu toe hebben weinig mensen die betekenis gehaald uit de woorden ‘in eenigher manieren’. Niemand mene echter, dat dit een spitsvondige interpretatie is. Er zijn oude stukken, waaruit blijkt, dat het de bedoeling van de voorouders geweest is, zich met die woorden inderdaad te beschermen ook tegen geweld ‘van der | |
[pagina 251]
| |
zielen’. Dit komt speciaal tot uiting in het verdrag van 1339 tussen Brabant en Vlaanderen, die elkaar dan bijstand beloven tegen onrecht ‘in ziele, lijve, oft in goede’. Vrijheid van ziel is niets anders dan vrijheid van gewetenGa naar voetnoot115). De grootste moeilijkheid hebben de pamfletten om de artikelen 4 en 5 van de Pacificatie te rijmen met de religievrede. Daar staat respectievelijk, dat het verboden is ‘yet t'attenteren herwaers-over,.... tegens de gemene ruste en vrede, sonderlinge tegens de Catholijke Roomse Religie, en exercitie van dien, noch yemand ter cause van dien te injurieren, irriteren, met woorden of met werken, noch met gelijke acten te schandaliseeren’, en dat alle plakkaten geschorst zijn in afwachting van een definitieve regeling door de Staten Generaal ‘wel verstaende dat geen schandale gebeure in maniere voorsz.’Ga naar voetnoot116). Verschillende spitsvondige oplossingen komen te voorschijn. De uitoefening van de ene religie kan de andere nooit benadelen in de zin der PacificatieGa naar voetnoot117). De belemmering echter van de religie, die het geweten voorschrijft, valt er wel onderGa naar voetnoot118). De plakkaten zijn geschorst: wat wil dat anders zeggen, dan dat de gereformeerde religie vrij is, want anders heeft de schorsing geen effectGa naar voetnoot119)? Wie gebruik maakt van zijn recht, doet niemand ongelijk, hindert niemand en geeft geen ergernis. De gereformeerde religie mag dus uitgeoefend wordenGa naar voetnoot120). Ter bevestiging van hun stelling beroepen de pamfletten zich op de uitspraak van de bisschoppen, die verklaarden, dat de Pacificatie niets behelst, wat in strijd is met de katholieke godsdienst, dat ze zelfs ten voordele daarvan is. Toch wordt daarbij de uitoefening van de gereformeerde religie in Holland en Zeeland toegestaan, zelfs met uitsluiting van de katholieke. Waarom zou dan zulks niet kunnen voor het Zuiden? De plaats verandert toch niets aan de aard der zakenGa naar voetnoot121). De verklaring der bisschoppen en der theologen van de leuvense universiteit, moet toch zeker | |
[pagina 252]
| |
ernstig genomen worden, al is de goede trouw van sommigen niet onverdachtGa naar voetnoot122). De interpretatie, die katholieke theologen van de Pacificatie en de goedkeuring door bisschoppen en universiteit geven, is volkomen anders. In het boekje Libelli cvivsdam Antwerpiae nvper editi.... confutatio komt Lensaeus, na een uitvoerige uiteenzetting van de stelling, dat hardheid ter bescherming van de éne ware religie, volkomen geoorloofd is en steeds gepractiseerd, tot deze kwestieGa naar voetnoot123). Soms kan de noodzakelijkheid bestaan een kleiner kwaad te dragen om een groter te vermijden. Van twee kwaden moet men het minste kiezenGa naar voetnoot124). Voorbeelden, speciaal uit de oude Kerk, met haar vele ketterijen, illustreren dat beginselGa naar voetnoot125). Volgens dat principe handelden ook de bisschoppen en de universiteit, toen zij de Pacificatie goedkeurden. In de noodtoestand van het ogenblik kan het kwaad in Holland en Zeeland tijdelijk geduld worden. Dat is heel iets anders dan de redenering van de ketters, die vrijheid van godsdienst willen hebben, niet tijdelijk maar voorgoed, niet slechts in Holland en Zeeland maar in alle gewesten. Die redenering gaat rechtsstreeks tegen de bedoeling van de Pacificatie in, die gesloten werd om het Katholicisme in de andere gewesten te beschermen, hangende de beslissing van de Staten Generaal over Holland en ZeelandGa naar voetnoot126). De Pacificatie keurt de situatie in Holland en Zeeland op godsdienstig gebied niet goed, maar tolereert ze. Dat de universiteit de Pacificatie goedkeurde, als bevattende niets tegen het katholiek geloof, moet verklaard worden uit de noodtoestand en de verwachting, dat zulks slechts van korte duur zou zijn. Op die manier zou Don Juan gemakkelijker aan- | |
[pagina 253]
| |
genomen worden als algemeen landvoogd. Daarna zouden de Staten Generaal het Katholicisme in bescherming nemenGa naar voetnoot127). De uitleg van Baius in zijn Epistola verschilt hiervan niet veel. Wanneer Oranje het hele land in zijn macht zou krijgen, zou het de Katholieke Kerk overal vergaan zoals in Holland en Zeeland. Om die ramp te voorkomen werd de Pacificatie gesloten. Tot de ondertekenaars behoorden vele vrome mannen, die meenden dat deze overeenkomst zelfs voordelig voor het Katholicisme kon zijn. Oranje onderwierp zich immers aan de uitspraak van de Staten Generaal, wat betreft de uitoefening van de gereformeerde religie in Holland en Zeeland. Don Juan zou gemakkelijker ontvangen worden en als het eenmaal zover was, zou bij een vergadering van de Staten Generaal het Katholicisme in Holland en Zeeland hersteld wordenGa naar voetnoot128). De katholieke schrijvers beschouwen de bevoegdheid van de Staten Generaal in de religie-kwestie niet als iets, dat vanzelfsprekend is. Als de Pacificatie aan de Staten Generaal de oplossing van bepaalde kwesties opdraagt, zegt Lensaeus: ‘ubi imprimis neque judicium statibus de religione committebatur, sed de loco’Ga naar voetnoot129). Richard Hall oordeelt, dat de Staten Generaal, bij hun interpretatie van de Pacificatie, blijk geven van een totaal verkeerde opvatting van de verhouding tussen godsdienst en staat, nl. dat de godsdienst ondergeschikt is aan de staat, terwijl het juist andersom is. Hij is het ook niet eens met het plan om de Staten Generaal, na afloop van de Beroerten, te laten beslissen over de religie-kwestie. Daarmee geeft men aan de Statenvergadering van een land de bevoegdheid, nog eens te behandelen, hetgeen op een algemene kerkvergadering reeds beslist is. Nog afgezien van de kwestie, dat er wel geen vergadering gehouden zal worden vóór het land helemaal met de ketterij besmet zal zijnGa naar voetnoot130). Van de andere zijde gaat het pamflet Vray entendement uitvoerig op de verhouding Kerk en Staat in. De schrijver is geen voorstander van een nauwe band, die gewoonlijk tyrannie met zich brengt. Het is ideaal, wanneer er in een land maar één godsdienst bestaat. Dat is echter moeilijk bereikbaar. Speciaal in oorlogstijd, als alle krachten nodig zijn, moet de staat erop toezien, dat er vrede en vriendschap bestaat tussen de verschillende religies. In vredestijd is het gewenst, dat de staat ijvert voor eenheid, voorzover dit mogelijk is en zonder dat er onrecht geschiedt. Dit kan gebeuren | |
[pagina 254]
| |
door het bijeenroepen van een concilie of synode. Daar is ieder gelijk en heeft evenveel rechten; er moet alleen orde zijn. Daarmee is de religie geen staatszaak geworden, maar draagt de overheid alleen zorg, dat de onenigheid om de religie ophoudt. De uitspraak van het concilie is voor ieder bindend. Wie er niet aan gehoorzaamt, wordt geëxcommuniceerd. Dit is echter alleen een godsdienstige consequentie. Het heeft geen maatschappelijke of politieke gevolgen. De uitspraak van het concilie krijgt geen kracht van wet, die straffen met zich brengt. Wat de leer van de oude filosofen ook moge zijn, de staat heeft niet te zorgen voor het eeuwig geluk van zijn onderdanen, maar moet de publieke rust handhavenGa naar voetnoot131). Bij sommige protestantse voorstanders van religievrede bestaat een opmerkelijk streven, om het verschil tussen Katholiek en Protestant te minimaliseren. De Hervorming wordt aldus heel eenvoudig. De Protestanten zagen misbruiken in de oude Kerk - waarvan de Katholieken een deel toegeven - en vroegen om hervorming. Toen zij geen gehoor vonden, trokken zij zich, uit bezorgdheid voor ziel en zaligheid, uit de Kerk terug. De Katholieken bleven, in afwachting van een hervorming, in de Kerk. Beide partijen bewandelen dus verschillende wegen naar eenzelfde doel. Dat is toch geen reden om elkaar de hals af te snijdenGa naar voetnoot132). Beide groepen zijn Christenen, die dezelfde God aanbidden, hun heil in Christus zoeken en in dezelfde Bijbel geloven. Met de godsdienstvrede zal er dus welbeschouwd geen veelheid van religie ontstaan. Slechts twee soorten zullen er zijn. De ene groep noemt zich katholiek; de andere heeft zich openlijk afgescheiden van de Paus en zich aan diens gehoorzaamheid onttrokken. Op het punt der sacramenten verschillen zij enigszins. Maar over het algemeen hebben zij in het essentiële dezelfde leer. Feitenlijk kan men dus niet van twee religies sprekenGa naar voetnoot133). Het ideaal der godsdienstige eenheid houden de geschriften, die de religievrede bepleiten, nog vast. De Supplicatie ziet die oplossing als iets voorlopigs, nl. totdat een vrij en algemeen of minstens een nationaal concilie de tweedracht beëindigtGa naar voetnoot134). Het Discours werkt dit verder uit. De religievrede zal de toestand regelen in afwachting van een concilie, dat de beslissing brengtGa naar voetnoot135). Dat is geen reden om zolang slechts één religie toe te | |
[pagina 255]
| |
staan, want dan is het risico groot, dat het nooit bijeenkomt. Daardoor zou men ook op de beslissing vooruitlopen. Het concilie is juist bedoeld om de verdeeldheid op te heffen. Het gaat uit van de idee, dat het nog niet duidelijk is, welke de ware religie is. De Protestanten, die met een beroep op het exclusieve bezit der waarheid de Katholieken vervolgen en dus eenzelfde onverdraagzaamheid tonen als de Katholieken, worden in die geest vermaandGa naar voetnoot136). De pamfletten maken propaganda voor een concilie tot oplossing van de moeilijkheden op godsdienstig gebied. Aggaeus Albada beveelt een soort ‘godsdienstgesprek’ per gewest aan. Daarna kunnen de Staten-Generaal beslissenGa naar voetnoot137). De pamfletten verwerpen echter het concilie van Trente als zodanig. Impliciet al door van ‘vrij’ concilie te sprekenGa naar voetnoot138). Sinds de Hervorming is er nooit een concilie geweest, waarop de Protestanten veilig konden verschijnen. De Pausen - bang voor hervorming - hebben hen steeds weten te weren. Dat ergerde de Protestanten en stijfde hen in hun overtuiging. De kopstukken van de Katholieke Kerk beheersten het Concilie van Trente. Zij vreesden dispuut en in plaats van overtuiging te gebruiken, namen zij hun toevlucht tot geweldGa naar voetnoot139). Het voorstel tot het houden van een concilie staat in verband met een nog algemener streven, nl. om middelen van overtuiging te stellen in plaats van geweld. De voorstanders van geweld in geloofszaken geven zich nog niet gewonnen. Het extreme standpunt van Loos kwam reeds ter sprake. Lensaeus wijdt haast een heel boek aan de verdediging van een gewelddadig optreden tegen ketters. Zijn uitvoerig betoog is doorspekt met voorbeelden en teksten uit het Oude en Nieuwe TestamentGa naar voetnoot140) en demonstratiemateriaal uit de politieke en kerkelijke geschiedenisGa naar voetnoot141). Er komt zelfs een psychologische verklaring van de heilzame werking van geweld in voorGa naar voetnoot142). Als Lensaeus aantoont, dat de Protestanten ook geweld gebruiken tegen | |
[pagina 256]
| |
de KatholiekenGa naar voetnoot143), geeft hij een van de practische bezwaren aan van de Katholieken tegen de religievrede. Volgens Hall wantrouwen de Katholieken vooral het Calvinisme. Dit is driester dan de andere ketterijen. Eenmaal gelijkgerechtigd met de Katholieken, zullen de Calvinisten spoedig de overhand hebben en de rest verdrijvenGa naar voetnoot144). Bepalingen, dat de religies elkaar geen overlast mogen aandoen, onderhouden zij nietGa naar voetnoot145). Religievrede betekent alleen vrede voor de Protestanten. Voor de oude Kerk wil het zeggen: oorlog en onderdrukking. De woorden van de religievrede zijn heel mooi, maar de praktijk is andersGa naar voetnoot146). Een geliefd voorbeeld, dat daarbij dienst doet, is het nederlandse Genève: GentGa naar voetnoot147). In de geschriften rond de religievrede zijn vaak passages te vinden, die niet polemisch of aggressief zijn, maar die op grond van onderlinge liefde voor een goede verstandhouding pleiten. De Protestanten worden er door geloofsgenoten over onderhouden, dat hun wandaden, zoals de Beeldenstorm, het vervolgen van het Katholicisme, het in beslag nemen van kerkelijke goederen, grote beroering verwekten onder de Katholieken. Dezen vrezen soortgelijk optreden overal, waar de Hervormden geduld worden. Vroeger klaagden de Protestanten over gewetensdwang. Nu zij vrijheid verkregen hebben, mogen zij die slavernij niet opleggen aan anderen. Het is geen excuus te zeggen, dat zij de leugen vervolgen, terwijl de Katholieken de waarheid tyranniseerden. Immers, zo redeneert de tegenpartij ook. De beslissing over waarheid en leugen moet nog vallen op een algemeen concilie. De ware religie wordt niet gepropageerd met geweld, maar door de prediking van Gods Woord en het goede voorbeeldGa naar voetnoot148). De stedelijke overheid ontvangt vermaningen. Waar zij het gewelddadig optreden tegen de Katholieken beschermt met haar gezag, dienen de magistraten te bedenken, dat het plaatselijke gezag onderworpen is aan Generale en Gewestelijke Staten. Men laat te veel de vrije teugel aan de moedwil van het volk. Die zelf niet gehoorzaamt, ondervindt als straf de ongehoorzaamheid van zijn onderdanen. Allerlei wandaden brengen de Hervorming in discrediet en laden op haar het verwijt, alle gezag te ondermijnen. Het welzijn van het land staat of valt met de eendracht. Dat wordt | |
[pagina 257]
| |
vaak aan de Katholieken voorgehouden. Maar ook de Protestanten moeten bedenken, dat er burgeroorlog voor de deur staat, als de ene religie de andere niet wil verdragenGa naar voetnoot149). Ook Caspar Schetz van Grobbendonck houdt op het einde van zijn werk een uitvoerig betoog tegen de onderlinge haat. Men moet wederzijds begrip aankweken, door naar oorzaken en motieven van de overtuigingen te zoeken, en niet aanstonds het ergste veronderstellen en van misdaden spreken. Hij probeert de Opstand te verklaren en de Spanjaarden tot een milder oordeel over de opstandelingen over te halen. Aan beide zijden is er schuld. Wat de godsdienst betreft, spoort hij de Katholieken aan tot zachtere gevoelens ten opzichte van de andersdenkenden. Dat zal voor de Protestanten een prikkel zijn, om op hun beurt de Katholieken te respecteren. Als beide partijen tegenover elkaar geduld en zachtmoedigheid tonen, zullen de Nederlanders langzamerhand naar elkaar toe groeien en zal de vrede bestendig zijnGa naar voetnoot150). |
|