De Nederlandse Opstand in de pamfletten 1566-1584
(1956)–P.A.M. Geurts– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Hoofdstuk III
| |
[pagina 47]
| |
Marnix voor te bereiden op de functie, die deze van hem zou overnemen: propagandist voor de Opstand in dienst van de prins. Van Wesenbeke moest Marnix volledig inlichten over de onderhandelingen, die hij namens Oranje voerdeGa naar voetnoot2). In de herfst van 1573 vergaderden de Staten Generaal. Het voornaamste punt van de agenda was het verzoek van Alva om een grote, jaarlijkse, som geld. Die gelegenheid benutten de Staten van Holland, om te ageren voor een nationaal verzetGa naar voetnoot3). Zij gaven in het licht: Copie eens Sendtbriefs der Ridderschap, Edelen ende Steden van Hollandt,... aen... die Staten vanden Lande van Herwaerts ouere. Hen vermanende, om eendrachtelick, ten dienste vande Conincklicke Maiesteyt, die Landen te helpen brenghen in haren ghewoonlicken voorspoet ende vrijheytGa naar voetnoot4). Daar het stuk uitging van de Staten van Holland, is a priori aan te nemen, dat Oranje achter deze propaganda stak. Ook de inhoud wijst daar duidelijk op. Maar de brieven van de prins geven er het expliciete bewijs van. Als het pamflet ter perse is, belooft hij er zijn broers Jan, Lodewijk en Hendrik enkele exemplaren vanGa naar voetnoot5). Het genoemde stuk was vooral voor binnenlands gebruik bedoeld. Maar te zelfder tijd hield Oranje zich bezig met een pamflet, dat meer voor buitenlandse propaganda bestemd was: Sendbrief. In forme van Supplicatie aen die Conincklicke Maiesteyt van Spaengien: Van wegen des Princen van Orangien, der Staten van Hollandt ende Zeelandt, mitsgaders alle andere syne ghetrouwe Ondersaten van dese Nederlanden, die haer van des Hertoghen van Alba ende der Spaengiaerden tyrannie ende ghewelt teghen alle recht verdrucket ende vervolghet vinden. Aenwijsende den rechten Oorspronck van alle teghenwoordige beroerten in dese landen, om daerinne by syne C. Maiesteyt voorsien te moghen werdenGa naar voetnoot6). Oranje ontwierp in de zomer van 1573 een groots bevrijdingsplan. Het leek niet onmogelijk de citadel van Antwerpen in handen te krijgen. Ook Maastricht was misschien op een listige manier te veroveren. Daardoor zouden de Spanjaarden hun aandacht vooral aan het Zuiden moeten besteden. Verder zou ook de belangstelling van Frankrijk gewekt worden, te meer daar de Hugenoten en de regering in juni weer eens vrede sloten. In | |
[pagina 48]
| |
1574 was alles weer een illusie gebleken. Maar intussen paste de Sendbrief uitstekend in dit plan. Hij lijkt ook wel als zodanig bedoeldGa naar voetnoot7). Oranje bericht zelf, hoe hij het geschrift in zijn naam en in die der Staten liet publiceren. Het is aan de koning gericht, maar hij hoopt dat het ook vruchten zal afwerpen bij de duitse vorsten. De duitse vorsten kunnen erin lezen, hoe rechtvaardig de zaak van het verzet tegen Spanje isGa naar voetnoot8). De exemplaren, die hij aan zijn broers in Duitsland beloofde, zendt hij een paar weken later op. Nogmaals zegt hij uitdrukkelijk, dat het zijn bedoeling is, dat er propaganda mee gemaakt wordt onder de duitse vorsten. Hij vraagt er op te letten, hoe de reactie uitvalt. Het pamflet wordt in het Latijn vertaald. Van deze vertaling zullen de broers dan weer enkele exemplaren ontvangen. Graag had Oranje ook een duitse vertaling laten maken, maar hij kon daarvoor geen geschikt persoon vindenGa naar voetnoot9). Op 6 juni 1574 vaardigde Requesens een pardon uit, dat slechts weinig uitzonderingen bevatte. De Landvoogd toont zich over de reacties alles behalve tevreden. Maar Oranje kwam deze vergevingsgezindheid helemaal niet gelegen. In de ongelukkige omstandigheden, waarin hij verkeerde, zag hij het pardon met grote bezorgdheid tegemoet. Hij vreesde, dat velen het zouden accepteren of minstens niet meer zoveel ijver zouden tonen om hem te volgen. Hij zag dus al naar middelen uit om hun een hart onder de riem te steken en vroeg ook anderen op dit punt om raadGa naar voetnoot10). Het lijkt erop, of de prins toen weer zijn toevlucht genomen heeft tot schriftelijke propaganda. Immers van de Staten van Holland en Zeeland verscheen er een pamflet tegen het pardon: Warachtige waerschouwinghe teghens de absolute gratie ende generael Pardoen by Don Loys de | |
[pagina 49]
| |
Requesens et de Cuninga... Stathouder Gouuerneur ende Capiteyn generael ouer dese Nederlanden, inden name der Co. Maj. van Spaengien onlancks ghepubliceert ende wtghegheuen. Bij manniere van historiael verhael der principaelster gheschiedenissen in dese Nederlanden toeghedragenGa naar voetnoot11). De Staten verklaren hun eigen handelwijze en geven een lange rij van argumenten, waarom men niet moet ingaan op het aangeboden pardon. Geheel in de lijn van de propaganda in de jaren 1572-1576, wordt er een bijzondere aansporing gericht tot de Zuidelijke Nederlanden. Als zij geen eeuwige schande op zich willen laden en niet voorgoed willen ondergaan, moeten zij naar middelen uitzien, om met hulp van Oranje en op het voorbeeld van Holland en Zeeland, het vaderland van de slavernij te verlossen. Requesens heeft dezelfde opdracht als Alva. Hij zou niet in diens plaats gestuurd zijn, als men hem niet bekwamer geoordeeld had, om de sinistere plannen van zijn meesters te volbrengen. De Zuidelijke Nederlanden moeten maar eens acht slaan op zijn verledenGa naar voetnoot12). Dan is er nog een hoogst merkwaardig commentaar op het pardon: Pandorae sive veniae Hispanicae Belgicis exvlibvs M.D.LXXIIII mense Ivlio editae. Item, Bullae Greg. XIII. Sive Papalis veniae Anatomia. Prometheo Avtore. Item, Ivsivrandvm poenitentivm cum Epilogo eiusdem autorisGa naar voetnoot13). Na een zeer felle inleiding, waarin ook de koning rechtstreeks en in uiterst scherpe bewoordingen wordt aangevallen, ontleedt het pamflet de in de titel genoemde stukken, die tot in details worden gecritiseerd. Het geschrift is gesteld in zeer krasse stijl, die wel alles overtreft wat tot dan toe verschenen is. Het latijnse ‘Pardona’ wordt met een woordspeling ‘Pandora’, de eerste vrouw, die met haar bedriegelijke gaven de oorzaak was van alle rampen, die over de mensheid kwamen. Epimetheus viel voor haar, ondanks de waarschuwingen van zijn broer Prometheus. Volgelingen van Epimetheus zijn de Nederlanders die op het pardon van Requesens ingaan. De auteur noemt zich Prometheus, omdat hij de nederlandse ballingen van die noodlottige stap probeert terug te houden. Een aanduiding van zijn identiteit vormen de initialen P.C. In elk geval gaat daaronder een balling schuil, die een degelijke klassieke opleiding heeft genoten. Al is zijn Latijn moeilijk elegant of vloeiend te noemen, om het zo ingenieus | |
[pagina 50]
| |
van constructie te maken en het zo te doorspekken met klassieke reminiscenties, is een grondige scholing nodig geweest. Aan spaanse zijde schijnt men een dergelijke reactie op het pardon al op voorhand gevreesd te hebben. Hopperus wilde het daarom tactisch inleiden bij het publiek door een verdediging van het spaanse optreden vanaf het begin der troebelen. Dat kon het best gebeuren in een pamfletje, dat anoniem verspreid moest worden. Zodoende zou het geheim blijven, dat het op last van de koning en met medeweten van Requesens verscheen. Hopperus had het pamflet reeds gereed. De koning maakte zijn instemming met dit plan echter afhankelijk van het oordeel van de spaanse Raad. Bij een gunstige uitslag, zou het geschrift gepubliceerd worden in het Nederlands, het Frans en het LatijnGa naar voetnoot14). Het plan is waarschijnlijk gestrand bij de spaanse Raad, want het pamflet is onbekend. In de tweede helft van het jaar 1574 verkeerde Requesens in hetzelfde geldgebrek als Alva een jaar vroeger en hij nam zijn toevlucht tot eenzelfde middel als zijn voorganger. Hij vroeg aan de Staten Generaal voor vier jaren twee miljoen gulden, in plaats van de tiende penning. Die gehate belasting en de Bloedraad zouden dan worden afgeschaft. Het Noorden reageerde ook nu op dezelfde wijze als een jaar vroeger, nl. met een pamflet: Vriendelicke Vermaninghe aen de... Staten van Brabandt,.. op de Supplicatie by hen aan Don Loys de Requesens... onlangs ouerghegheuen, om voorts syne Maiesteyt in Spangien verhandtreyct te wordenGa naar voetnoot15). Het pamflet ging nu niet officieel van de Staten van Holland en Zeeland uit. De inhoud getuigt er echter doorlopend van, dat het aansloot bij de officiële propaganda van een jaar tevoren. Dat wordt ten overvloede meermalen uitdrukkelijk gezegd. Laten de Staten Generaal nu doen, waartoe zij een jaar geleden werden aangemaand, maar wat zij toen om verschillende redenen achterwege lieten. Dit is op zich reeds een aanwijzing, dat Oranje aan het pamflet niet vreemd kan zijn. Een verdere indicie, dat het uit Orangistisch milieu stamt, ligt in de uitbundige lof op de persoon van de prins. Hij is het aangewezen hoofd in de strijd tegen de Spanjaarden. Hij heeft in het verleden getoond, dat hij daarvoor alles over heeftGa naar voetnoot16). Dat deze verheerlijking van Oranje er inderdaad op wijst, dat het geschrift uit de Orangistische kring stamt, blijkt uit het getuigenis van een | |
[pagina 51]
| |
tijdgenoot. Na 1572 had Oranje bijna in alle door hem niet bezette steden en dorpen zijn agenten. Dezen maakten er hun werk van, zoveel mogelijk mensen tot de partij van de prins over te halen. Daartoe overlaadden ze hem met lof: hij was zachtmoedig en welwillend, vroom en zeer bedreven in de wapenhandel. Maar bovenal was hij de enige verdediger en handhaver van de vrijheid des vaderlands. Tegelijkertijd werd natuurlijk de wreedheid van de vijand in het licht gesteld. Zonder die agenten zou Oranje nooit zoveel aanhangers hebben kunnen winnen in zulk een korte tijdGa naar voetnoot17). In het najaar van 1573 werden er van officieuse spaanse zijde behoedzame en schuchtere pogingen ondernomen om met Oranje en het opstandige Noorden vredesonderhandelingen aan te knopen. Marnix, krijgsgevangene in die tijd, fungeerde weldra als tussenpersoon. De prins raadpleegde volgens zijn gewoonte de Staten en stelde een voorzichtig antwoord opGa naar voetnoot18). Hij benutte tevens de gelegenheid om voor zijn standpunt propaganda te maken door het antwoord te verspreiden. De tegenpartij, die een copie in handen kreeg, vond die publiciteit onbehoorlijk en zag er weer een bewijs in van Oranje's streven - ‘selon qu'il est cauteleux’ - om de publieke opinie voor zich te winnenGa naar voetnoot19). Wanneer Marnix zijn vredespogingen voortzet, stuurt Oranje hem een pamflet van dat jaar: Sendbrief. In forme van supplicatie. Daarin staat zijn standpunt volledig verantwoord. Het bespaart hem verdere uitweidingenGa naar voetnoot20). Het is een bewijs temeer, dat de prins met heel zijn gezag achter deze propaganda stond. Dat stuk geeft voorlopig Oranje's houding tegenover Spanje weer. Want ook Noircarmes, de eigenlijke geestelijke vader van deze onderhandelingen, krijgt een exemplaar van het geschrift que, par forme de supplication au Roy, moy et les Estatz de ce pays avons puis naguerres faict imprimer afin que tout le monde en pourroit estre informé, et surtout qu'il vinst aux oreilles de Sa Majesté, puisque tout accès devers icelle nous est défenduGa naar voetnoot21). | |
[pagina 52]
| |
Als Hugo Bonte, pensionaris van Middelburg, in maart 1574 Oranje polst over een mogelijkheid tot vrede, verwijst de prins weer naar de SendbriefGa naar voetnoot22). Een paar andere gezanten krijgen hetzelfde antwoordGa naar voetnoot23). Daaruit blijkt wel heel duidelijk, dat deze Sendbrief. In forme van supplicatie het standpunt van de leidende figuren in de Opstand vertegenwoordigt: ‘ils (de afgevaardigden der Staten) dirent... que, plusieurs fois, par leurs requêtes imprimées, ils avaient formulé leur opinion sur les moyens de pacifier le pays’Ga naar voetnoot24). Na heel veel aandringen stelden Holland en Zeeland eindelijk een nieuw rekest op. Toen dit niet in de smaak viel van de tegenpartij, werden er op aandringen van Marnix enkele wijzigingen en verzachtingen in aangebracht. Dit nieuwe stuk was het uiterste, waartoe de Staten wilden gaan en zij gaven Marnix te kennen, dat zij zich daarmee blootstelden aan het gevaar, dat het volk hun toegefelijkheid zou afkeurenGa naar voetnoot25). Maar van spaanse zijde was men ook hierover niet te sprekenGa naar voetnoot26). Champagney, Granvelle's broer, retourneerde het rekest als volstrekt onaanvaardbaar aan Junius de Jonghe, die, als gijzelaar voor Marnix, bij de vredesonderhandelingen betrokken was. De begeleidende brief was voor Junius de aanleiding, een uitvoerige verhandeling te schrijven ter rechtvaardiging van het optreden der Staten. Als een soort witboek werden de stukken, die op de vredesonderhandelingen betrekking hadden, uitgegeven: Sekere Brieven waer inne den aengheuanghen Vrede-handel deses Jaers LXXIII. van het Nederlandtsche oorloghe veruaetet is: Mitsgaders de Requeste der Staten van Hollandt, Zeelandt, ende heur toeghedaene Steden, aen de Conincklicke Maiesteyt ghesonden: De antwoorde ende wederantwoorde derselfderGa naar voetnoot27). | |
[pagina 53]
| |
Het Discours van Junius werd er aan toegevoegd en vormde toen verreweg het belangrijkste deel van het pamflet, De schrijver verwierf er een eervolle plaats mee in de geschiedenis van de OpstandGa naar voetnoot28). De publicatie ging uit van de Staten van Holland, zoals deze duidelijk te kennen gaven, o.a. toen Elbertus Leoninus, hoogleraar te Leuven, een begin maakte met de vredesonderhandelingen van BredaGa naar voetnoot29). Zij gaven ook Junius de opdracht tot zijn geschrift. ‘De voorschreve Staeten hem hebben wel breed doen antwoorden by den voorschreven Heere Junius, met protestatie, dat het bij hen luiden niet gestaen en hadde, dat de communicatie van Peys niet gevordert ware, welke antwoorde insgelijks in het openbaer gebragt is geweest’Ga naar voetnoot30). Als Requesens zich verontwaardigd toont over dit pamflet, slaan de volgende woorden waarschijnlijk op het werk van Junius: ‘et ils les (de gewisselde brieven) ont accompagnées de mille mensognes’. Volgens de landvoogd is het de bedoeling van het stuk, om het volk in de waan te brengen, dat het niet de Staten van Holland en Zeeland zijn, die weigeren onder de gehoorzaamheid van de koning terug te keren, maar dat de koning en zijn dienaren hen niet in barmhartigheid willen aannemenGa naar voetnoot31). Deze argumentatie van Requesens komt overeen met de verantwoording in de voorrede van het pamflet. Zoals de Spanjaarden steeds een valse voorstelling van zaken gaven, zo zullen zij het ook nu doen voorkomen, alsof de Hollanders geen vrede maar oorlog willen. Om dat bedrog te ontmaskeren, worden de stukken uitgegeven en wel zonder commentaar - wat is echter het Discours van Junius anders? - opdat iedereen onbevangen kan oordelen. Blijken zal wie de eerst schuldige aan de oorlog is; aan wie het ligt, dat er bij de vredesonderhandelingen geen overeenstemming bereikt werd. Ieder kan zien, dat de Hollanders de koning, hun gegeven om volgens bepaalde, gecontracteerde, normen te regeren, steeds erkend hebben en hem steeds onderdanig zijn geweest. Op de twee essentiële punten bij de onderhandelingen: de majesteit van de koning en de religiekwestie, hebben zij zich in geweten niets te verwijtenGa naar voetnoot32). Overeenkomstig de politiek van Oranje in deze jaren, richt deze propa- | |
[pagina 54]
| |
ganda zich speciaal tot de nog onderdanige gewesten. Voor de Staten Generaal is het pamflet een spiegel, waarin zij de toestand van het ogenblik, de toekomstplannen van de Spanjaarden en hun plicht kunnen zien. De stemming was wel rijp voor deze actie, zoals blijkt uit een getuigenis van Requesens zelf. Hij riep in de eerste helft van december 1574 een vergadering van wereldlijke en geestelijke hoogwaardigheidsbekleders bijeen. Een der beweegredenen hiertoe was: vertrouwen inboezemen aan de Nederlanders door hun een en ander mede te delen - wat trouwens algemeen bekend was - over de vredesonderhandelingen. Op die manier wilde hij de overal verspreide opvatting, dat niet al het mogelijke gedaan zou zijn, om een einde aan de oorlog te maken, tegengaanGa naar voetnoot33). In 1575 kreeg Elbertus Leoninus de opdracht om een schikking tussen de partijen tot stand te brengen. Zijn pogingen leidden tot de bekende onderhandelingen van Breda. Het kardinale punt, waar aanvankelijk alles om draaide, was het rekest der Staten, dat aan Marnix was meegegeven en door Champagney werd teruggestuurd. Voor Leoninus diende het als uitgangspuntGa naar voetnoot34). In de voorbereidende besprekingen bracht Oranje het ter tafelGa naar voetnoot35). De Staten namen zijn standpunt overGa naar voetnoot36). Bij de eigenlijke vredesbesprekingen te Breda hielden de Staten nog steeds vast aan het | |
[pagina 55]
| |
rekest. Na het mislukken der onderhandelingen diende het als bewijs van de vredeswil der StatenGa naar voetnoot37). Gedurende de onderhandelingen klaagde Requesens erover, dat er in Duitsland pamfletten van hollandse afkomst circuleerden met officiële stukken erin. Hij achtte het waarschijnlijk, dat de Hollandse Staten er toe zouden overgaan, de acten van de vredehandel uit te gevenGa naar voetnoot38). Reeds tijdens de besprekingen verschenen er inderdaad pamfletten die het volk op de hoogte hielden. In 1575, vóór afloop der onderhandelingen, zag een pamflet het licht: Cort ende warachtich verhael, van het gene dat op de Handelinge vanden Vrede nu coreelinghe tusschen den Prince van Oraengien, met die Staten van Hollandt ende Zeelandt,... aen de eene zijde: Ende die Spaensche Gouuerneure der Nederlanden met den synen aen de andere zijde, tot Breda geschiet isGa naar voetnoot39). De uitgever herinnert er aan, hoe over de onderhandelingen van het jaar daarvóór een pamflet verscheen. Nu zullen ook velen een verslag wensen van de nieuwe vredespogingen. Ieder verstandig mens kan er uit leren, wie de ware verwekkers zijn van de troebelen en wie het welzijn der Nederlanden het meest genegen zijn. Bij die laatste partij behoort de ware vaderlander zich natuurlijk aan te sluiten, als de onderhandelingen op niets uitlopen. Steeds beoogt men in het Noorden om de Zuid-Nederlanders te winnen voor de nationale zaak. Van hollandse zijde valt de nadruk op het feit, dat zij met hun landgenoten, vrienden en bloedverwanten van het Zuiden geen onenigheid hebben. Het voornaamste geschilpunt: de religie, moet de vergadering van de Staten Generaal bespreken. Het is immers een kwestie die alle gewesten betreft, die door verschillende banden zo nauw met elkander verbonden zijn. Spanje daarentegen tracht met bedrog het Zuiden van het Noorden gescheiden te houden. Maar Holland en Zeeland zullen het gemene vaderland tegen hen verdedigenGa naar voetnoot40). Zulke woorden vonden in het Zuiden hoe langer hoe meer weerklank, zoals de landvoogd zelf tegenover de koning moest getuigenGa naar voetnoot41). | |
[pagina 56]
| |
Wanneer zijn werk aftrek mocht vinden, hoopt de uitgever later een verder verslag van de vredesonderhandelingen in het licht te geven. Dit schijnt van hoger hand echter verhinderd te zijnGa naar voetnoot42). De Staten van Holland kregen pamfletten over de vredesonderhandelingen in handen, die incorrect waren en die verschenen zonder octrooi. Daar vaardigden zij op 22 juni 1575 een plakkaat tegen uit: die geschriften schaden het land en hebben verwarring ten gevolge. Daarom zullen ze niet meer mogen verschijnen zonder voorafgaand octrooiGa naar voetnoot43). Zelf geven de Staten dan hun laatste verklaring in de onderhandelingen uit, die een rechtvaardiging bevat van hun standpunt: Afscheyt ende laetste Reces by den Gedeputeerden van... de Prince van Orangien, Staten ende Steden van Hollandt, Zeelant, etc. ghenomen met den Commissarissen des Conincks tot Breda op den xiiij. July. 1575. Mitsgaders sekere extracten wt den gheschriften vanden 14 Martij ende eersten Aprillis, van de voorsc. Commissarissen, ende het antwoordt ende presentatie op den eersten Junij, by des Heeren Prince van Orangien ende der Staten Ghedeputeerden daer teghens ghedaen... DordrechtGa naar voetnoot44). De publieke opinie in het Zuiden zag - geheel in de lijn van de propaganda uit het Noorden - in een overeenkomst met Holland en Zeeland de noodzakelijke voorwaarde voor een herstel van het land. De Staten van Brabant, die dit aan de koning en de Raad van State lieten weten, waren de tolk van heel het volkGa naar voetnoot45). Maar pas tegen het einde van 1576 zou deze wens verwezenlijkt worden. Toen Zierikzee in 1576 in handen der Spanjaarden viel, zag de toestand er voor het Noorden allesbehalve hoopvol uit. Van het buitenland was geen hulp te verwachten. Bovendien dreigde ontmoediging zich meester te maken van de gewesten, die in opstand waren. Maar juist toen kwam er een ommekeer: de muiterij der spaanse soldaten, die aan het beleg van Zierikzee hadden deelgenomen. Hun wangedrag droeg er aanzienlijk toe bij, dat Noord en Zuid elkaar vonden. Metsius, bisschop van 's-Hertogenbosch, merkt op, hoe Oranje deze gelegenheid te baat neemt om een campagne met brieven te beginnenGa naar voetnoot46). | |
[pagina 57]
| |
Uit een ander bericht blijkt, dat Oranje ook de Staten van Holland in zijn naam liet schrijven; een nieuw bewijs, dat hij dit regeringslichaam, ook wat de propaganda betreft, beheerste. ‘En gelijk hy dien aengaende in Braband en Vlaenderen aen verscheiden particulieren schreef, zo dede hy van gelijken aen de Staten van Braband, Vlaenderen, Artois en Henegouwen’Ga naar voetnoot47). Bor drukt enkele brieven af, zowel van de prins zelf, ‘als by de Staten van Holland en andere door sijnen last geschreven’. Bij de Staten van Brabant had die schriftelijke propaganda blijkbaar succes. Oranje ontving geregeld antwoord, dat wel eens werd opgesteld zonder voorkennis van alle ledenGa naar voetnoot48). De Raad van State, na Requesens' dood de hoogste regeringsinstantie, trad intussen op tegen de spaanse muiters, die zich in Aalst genesteld hadden. Het wangedrag van de muiters veroorzaakte zo'n beroering, dat de Raad besloot, om hen bij plakkaat tot rebellen en vijanden van het land te verklaren: Placcaet op de rebellie vanden Spaignaerden met heuren aenhangeren. ende resistencie tegen de selue ende des dyen aencleeftGa naar voetnoot49). Dit moest de gemoederen enigszins tot rust brengen. Verder kon dat besluit alle grond ontnemen aan het gerucht, dat de muiterij geschiedde met de stilzwijgende goedkeuring van de Raad van State, om op die manier de muiters aan hun geld te helpenGa naar voetnoot50). Het schrijven van de Raad van State, dat de koning een uitleg geeft van genoemd plakkaat, verklaart ook het ontstaan van het pamflet: Waerachtich verhael van 'tgene, dwelck... aengaet die Rebellie ende opruericheyt vande gemutineerde Spaignaerden in Zeelant,... nae dinnemen van Ziricxzee, den Tweeden van Julio. Anno M.D.LXXvjGa naar voetnoot51). Het plakkaat is alleen tegen de muiters van Aalst gericht, zoals er uitdrukkelijk in vermeld staat. Enkele kwaadwilligen leggen het echter uit, alsof het tegen alle soldaten bedoeld is, om de beroering nog groter te | |
[pagina 58]
| |
makenGa naar voetnoot52). Tot herstel der rust verschijnt het Waerachtich Verhael. Het behandelt bijzonder het ontstaan der muiterij. Van het plakkaat en het Waerachtich Verhael krijgt de koning een exemplaarGa naar voetnoot53). Ook aan Don Juan wordt een exemplaar van het laatste pamflet gezonden, waaruit hij de toestand van het land kan leren kennenGa naar voetnoot54). De Raad van State vermoedde waarschijnlijk wel, dat de koning niet zo buitengewoon ingenomen zal zijn met het plakkaat. En daarin vergiste men zich nietGa naar voetnoot55). Om de Raad van State geheel op Oranje's hand te brengen was een coup d'état nodig, die op verantwoording van Heze, bevelhebber van de door Brabant in dienst genomen troepen, werd uitgevoerd. Dit geschiedde echter zonder twijfel volgens de plannen van de prinsGa naar voetnoot56). Zijn tegenstanders in dit bestuurslichaam werden gevangen genomen. Deze actie vond een schriftelijke verdediging in het pamflet: Justificatie vanden aentast ende bewaringe van eenighe Heeren vanden Raedt van State ende andere int NederlantGa naar voetnoot57). Het idee van de Justificatie ging uit van de Staten van Brabant, die in hun oproep tot een vergadering van de Staten Generaal het plan opperden: ‘pour communiquer et résouldre avec eulx, et en après, par commun accord, publier la justification de ce que c'est passé’Ga naar voetnoot58). Deze vergadering plaatste dit geschrift inderdaad op haar werkprogramma en zij ontwierp | |
[pagina 59]
| |
een hele lijst van officiële persoonlijkheden, aan wie het gestuurd moest wordenGa naar voetnoot59). Toen de Staten Generaal eenmaal de onderhandelingen begonnen, die zouden leiden tot de Pacificatie van Gent, deed Oranje zijn invloed gelden door middel van brieven, soms met een sterk propagandistisch karakterGa naar voetnoot60). Maar nog een ander middel nam de prins te baat, om de regeringslichamen en ook de publieke opinie te beïnvloeden: onderschepte brieven. Het was niet de eerste maal, dat hij daartoe zijn toevlucht nam. Nog pas kreeg hij een spaanse brief van Verdugo, op 1 augustus te Antwerpen geschreven, in handen. Hij stuurde hem aan de Raad van State en verspreidde ook elders copieën. ‘Sy was in Spaens geschreven, daer na in Frans en Duits overgeset, ook namaels in druk gebracht’Ga naar voetnoot61). In de toekomst werd dit een van Oranje's meest geliefde methoden van propaganda. Dat is wel een bewijs, dat ze vrucht droegGa naar voetnoot62). Er kwam een pakket brieven uit Spanje en, na door verschillende spaanse handen gegaan te zijn, werd het te Calais aan een franse koerier toevertrouwd. Deze verkocht de brieven te Gent aan officieren van OranjeGa naar voetnoot63). De landvoogd van Vlaanderen, de graaf van Roeulx, die verschillende exemplaren aan de Raad van State stuurde, wist de koper nader te specificeren: het was kolonel van den Tempel. Roeulx stuurde ook vijf of zes brieven aan de prins om ze te laten ontcijferen. De originele stukken, samen met de ontcijfering, moesten aan hem teruggezonden worden. De Raad van State zou ook die exemplaren krijgenGa naar voetnoot64). Marnix vond de sleutel van het geheimschrift. Ofschoon hij vooral in de strijd tegen Don Juan een grote naam als ontcijferaar zou verwerven, hield hij zich ook reeds in deze dagen druk met dat werk bezigGa naar voetnoot65). | |
[pagina 60]
| |
Bij de stukken die Oranje ontving, waren verschillende brieven aan Roda, o.a. van de koning. Daarvan trok de prins het meest partij. Hij stuurde ze ijverig rond: aan de Staten Generaal en de magistraten van Brussel en GentGa naar voetnoot66). Hij verwachtte, dat zij van officiële zijde gepubliceerd zouden worden als alles ontcijferd wasGa naar voetnoot67). ToenGa naar voetnoot68) en ook laterGa naar voetnoot69) werd aan deze propaganda-stunt een grote invloed toegeschreven. Aan de hand van deze brieven zette Oranje, in een schrijven aan de Raad van State, de verkeerde bedoelingen en misleidingen der Spanjaarden uiteen. Er is hard geoordeeld over zijn oprechtheid in deze aangelegenheid: opzettelijk volksbedrogGa naar voetnoot70). Maar ook grote vereerders van Oranje geven toe: ‘mais peut-être les faisoit on sonner trop haut’Ga naar voetnoot71). Het is zeker, dat Oranje hier de dingen sterk kleurde.
Op 8 december 1576 werd de Pacificatie van Gent gesloten. Het was een vredesverdrag van de Staten Generaal met Holland en Zeeland en de prins, die samen een nationaal eenheidsfront zouden vormen tegen de spaanse indringers en die in een speciale vergadering van de Staten Generaal enkele precaire punten zouden regelen, om nog dichter tot elkander te komen. |
|