| |
| |
| |
Enige literatuur
Hoofdstuk 1
Voor literatuur op het gebied van de historische taalkunde kan men de volgende twee werken raadplegen: Bibliografie van de Nederlandse taal- en letterkunde. Antwerpen, 1970-; P.C. Paardekooper (red.) (1986), De Nederlandse taalkunde in kaart. Leuven, KUL; daaruit: G. Dibbets, Geschiedenis van de Nederlandse taalkunde tot 1700 (hoofdstuk 11); B. de Haar, Zeventiende-eeuws (hoofdstuk 12); J. Taeldeman, Historische taalkunde (hoofdstuk 25).
Voor meer informatie over de geschiedenis van het Nederlands kan men terecht bij de volgende werken: C. van Bree, Historische grammatica van het Nederlands. Dordrecht, Foris, 1987; C. van Bree, Historische taalkunde. Leuven enz., Acco, 1990; C.G.N. de Vooys, Geschiedenis van de Nederlandse taal. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1970; J. van der Horst en F. Marschall, Korte geschiedenis van de Nederlandse taal. Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1989.
Over het beroemde Oudnederlandse zinnetje bestaat een aardige hoeveelheid literatuur. Een overzicht daarvan is te vinden bij Van Loey (1970) (zie verderop voor de volledige titelbeschrijving). Naar hetzelfde werk verwijzen we voor de literatuur over het Oudnederlands. Wel vermelden we hier nog apart de volgende literatuur. In het eerste deel van de tweede reeks van het Corpus Gysseling zijn de bewaard gebleven Oudnederlandse fragmenten en glossen opgenomen. Over de klank- en vormleer in het Oudnederlands zie ook: J. Franck, Altfränkische Grammatik; Laut-und Flexionslehre. Göttingen, Vandenhoech und Ruprecht, 1909; M. Gysseling, ‘Proeve van een Oudnederlandse grammatica’. In: Studia Germanica Gandensia 3 (1961), 9 e.v. en 6 (1964), 9 e.v.
Grammatica's over het oudere Nederlands zijn: B. van den Berg, Inleiding tot de Middelnederlandse syntaxis. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1971; A.M. Duinhoven, Middelnederlandse syntaxis, synchroon en diachroon. Dl. 1. Leiden, Nijhoff, 1988; J.M. van der Horst, Kleine Middelnederlandse syntaxis. Amsterdam, Huis aan de drie grachten, 19842 (met een groot aantal bibliografische aantekeningen); G.S. Overdiep, Zeventiende-eeuwsche syntaxis. 3 delen. Groningen enz., Wolters, 1931-35; F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst; syntaxis. 's-Gravenhage, Nijhoff, 19233; A.A. Weynen, Schets van de geschiedenis van de Nederlandse syntaxis. Assen, Van Gorcum & Comp enz., 19233. Verder noemen we: M. Hogenhout-Mulder, Cursus Middelnederlands. Groningen, Wolters-Noordhoff, 19852; A. de Korne en T. Rinkel, Cursus zestiende- en zeventiende-eeuws Nederlands. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1987; C. van de Ketterij, Grammaticale interpretatie van Middelnederlandse teksten; instructiegrammatica. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1980; H.M. Hermkens en C. van de Ketterij, Grammaticale interpretatie van zeventiende-eeuwse teksten; instructiegrammatica. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1980. Een grammatica met veel aandacht voor de taalkundige opvattingen van zeventiende-eeuwse grammatici is H.M. Hermkens, Inleiding tot het zeventiende-eeuws. 's-Hertogenbosch, Malmberg, 1973. Een handleiding voor het zeventiende-eeuws Nederlands met veel tekstmateriaal is A. Weynen, Zeventiende-eeuwse Taal. Zutphen, Thieme & Cie, z.j.5. Beknopte handleidingen voor het oudere Nederlands zijn: L. Koelmans, Inleiding tot de
historische taalkunde van het
| |
| |
Nederlands. Utrecht, Bohn, Scheltema en Holkema, 1979; L. Koelmans, Inleiding tot het lezen van zeventiende-eeuws Nederlands. Utrecht, Bohn, Scheltema & Holkema, 1978.
Wie zich nader wil oriënteren op de historische klank- en vormleer van het Nederlands, kan terecht bij het volgende standaardwerk: A. van Loey, Schönfelds historische grammatica van het Nederlands; klankleer, vormleer, woordvorming. Zutphen, Thieme & Cie, 19708 (dit werk bevat tachtig pagina's met bibliografische aantekeningen op het gebied van de klank- en vormleer en de woordvorming). Oudere werken op dit terrein zijn: W.L. van Helten, Middelnederlandsche spraakkunst. Groningen, Wolters, 1887; J. Franck, Mittelniederländische Grammatik; mit Lesestücken und Glossar. Arnhem, Gysbers & Van Loon, 1967; M.J. van der Meer, Historische Grammatik der niederländischen Sprache I: Einleitung und Lautlehre. Heidelberg, Carl Winter's Universitätsbuchhandlung, 1927; A. van Loey, Middelnederlandse spraakkunst. Groningen, Wolters-Noordhoff. Dl. I. Vormleer. 19809. Dl. II. Klankleer. 19808. Een recente handleiding die uitgebreid de historische klank- en vormleer van het Nederlands behandelt, is C. van Bree, Historische grammatica van het Nederlands. Dordrecht, Foris, 1987. Dit is een omgewerkte en verkorte uitgave van C. van Bree, Leerboek voor de historische grammatica van het Nederlands. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1977. Ander recent werk op dit gebied is: A. Berteloot, Bijdrage tot een klankatlas van het dertiende-eeuws Middelnederlands. Gent, z.u., 1984. Dl. I. Tekst. Dl. II. Platen; J. van Loon), Historische fonologie van het Nederlands. Leuven enz., Acco, 1986; A.A. Weynen, Het schema van de klankwetten. Assen, Van Gorcum & Comp enz., 19702; J. Goossens, Middelnederlandse vocaalsystemen.
Gent, Verslagen en Mededelingen van de KANTL, 1980.
Van de werken van de ‘oude’ grammatici zijn in de loop der tijd verscheidene heruitgaven verschenen. Van de zestiende-eeuwse werken van H.L. Spiegel: K. Kooiman, Twe-spraack vande Nederduitsche Letterkunst. Groningen, Vredevoogd, 1913; Twe-spraack van de Nederduitsche Letterkunst (1584)-Ruygh-bewerp vande Redenkaveling (1585)-Kort Begrip des Redenkavelings (1585)-Rederijck-kunst (1587); ed. W.J.H. Caron. Groningen, Wolters, 1962 en Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst (1584); ed. G.R.W. Dibbets. Assen enz., Van Gorcum, 1985. Van de zeventiende-eeuwse grammatica's verschenen de volgende heruitgaven: C. van Heule (1625), De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst; ed. W.J.H. Caron. Groningen, Wolters, 1953 en C. van Heule (1633), De Nederduytsche Spraec-konst ofte Tael-beschrijvinge; ed. W.J.H. Caron. Groningen, Wolters-Noordhoff, 1971; P. Montanus (1635), De Spreeckonst; ed. W.J.H. Caron. Groningen, Wolters, 1964; A.L. Kók (1649), Ont-werp der Neder-duitsche letterkonst; ed. G.R.W. Dibbets. Assen, Van Gorcum, 1981; P. Leupenius (1653 en 1654), Aanmerkingen op de Neederduitsche Taale (1653)-Naaberecht (1654); ed. W.J.H. Caron. Groningen, Wolters, 1958. Een uitgave van enkele belangrijke Nederlandse grammatische stukken uit de eerste helft der 17e eeuw is: F.L. Zwaan, Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst. Groningen, Wolters, 1939.
Behalve de hier besproken woordenboeken zijn er nog W.J.J. Pijnenburg en J.J. van der Voort van der Kleij, Woordenboek Middelnederlands. Utrecht enz., Het Spectrum, 1984; voor het zeventiende-eeuws: P.G.J. van Sterkenburg, Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands. Groningen, Wolters-Noordhoff, 19813.
Verder willen we de lezer nog attent maken op enkele etymologische woordenboeken. Het zijn N. van Wijk, Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche
| |
| |
taal. 's-Gravenhage, Nijhoff, 19122 (supplement door C.B. van Haeringen in 1936; ongewijzigde herdruk in 1949); J. de Vries, Nederlands etymologisch woordenboek. Leiden, Brill, 1971; J. de Vries, Etymologisch woordenboek; editie F. de Tollenaere. Utrecht enz., Het Spectrum, 198313. Dit laatste werk is een beknopte uitvoering van het tweede. Woordenschat van J.P.G. Heersche en H.M. Hermkens (Utrecht, HES, 1988) is een boek waarin een groot aantal woorden die bij het vertalen vaak problemen geven, ‘etymologisch en logisch’ zijn geordend. Het werk is voorzien van een taalkundige inleiding.
| |
Hoofdstuk 2
De in dit hoofdstuk verdedigde opvatting dat het Middelnederlandse negatiepartikel behandeld moet worden onder de verbale flexie, baseren wij op F. Weerman, The V2 Conspiracy. Dordrecht, Foris, 1989. Hetzelfde geldt voor wat wij melden over de onpersoonlijke constructie. In het genoemde werk is verdere literatuur te vinden over beide onderwerpen. Hier noemen we verder: J.M. van der Horst en M.J. van der Wal uit 1979: ‘Negatieverschijnselen en woordvolgorde in de geschiedenis van het Nederlands’. In: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 95, 6-37; in een tweedelig artikel gaat J.M. van der Horst uitvoerig in op de onpersoonlijke constructies: ‘Verkenning van onpersoonlijke constructies’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 101 (1985), 34-63 en 81-92; vergelijk ook: E. van den Berg, ‘Onpersoonlijke constructies, subjecten en nominatieve NP's in het Middelnederlands’. In De Nieuwe Taalgids 78 (1985), 201-213
Het overzicht dat wordt gepresenteerd van casusverschijnselen sluit nauw aan bij de zogenaamde Casustheorie uit de generatieve taalkunde. Voor een inleidend overzicht van de Casustheorie verwijzen we naar L. Haegeman, Introduction to Government and Binding Theory, Oxford, 1991. Hierop aansluitende literatuur over casus in de geschiedenis van het Engels: A.M.C. van Kemenade, Syntactic case and morphological case in the history of English. 1987. Dissertatie Rijksuniversiteit Utrecht.
Een uitvoerige studie over genus en woordgeslacht is: G. Geerts, Genus en geslacht in de gouden eeuw. z.p., BIUCN, 1966. Over de genus-n in het zeventiende-eeuws: H.M. Hermkens, ‘Het genus in het Hollands van de zeventiende eeuw’. In: Studies voor Damsteegt. Leiden, Vakgroep Nederlandse taal- en letterkunde, 1981, 65-77.
Over deflexie in de geschiedenis van het Nederlands: zie S. van der Velde, Loss of inflection in the Dutch language. 1962. Ph.D. dissertation State University of Iowa, en F. Weerman, The V2 Conspiracy (zie boven).
| |
Hoofdstuk 3
Voor meer informatie over opvattingen die in dit hoofdstuk verdedigd worden over Nederlandse volgordeverschijnselen verwijzen we naar inleidingen in de generatieve syntaxis, bijv. H. Bennis en T. Hoekstra, Generatieve Grammatica. Dordrecht, Foris, 1989. Daar wordt bovendien weer naar andere literatuur verwezen.
| |
| |
Een onderliggende SOV-volgorde voor het Middelnederlands werd voor het eerst verdedigd in: E. van den Berg, ‘Het Middelnederlands als SOV-taal’. In: De Nieuwe Taalgids 73 (1980), 53-60. Zie verder: M. Gerritsen, ‘De opkomst van SOV-patronen in het Nederlands in verband met woordvolgordeveranderingen in de germaanse talen’. In: J.G. Kooij (red.), Aspekten van woordvolgorde in het Nederlands. Leiden, Vakgroep Nederlandse taal- en letterkunde, 1978, 3-39 en M. Gerritsen, Syntactische veranderingen in kontrolezinnen; een sociolinguïstische studie van het Brugs van de 13e tot de 17e eeuw. Dordrecht, Foris, 1987. De analyse die in dit hoofdstuk wordt gegeven van het Middelnederlands is gebaseerd op: F. Weerman, Bouman revisited; V2-verschijnselen in een moderne historische taalkunde. 1983. Doctoraalscriptie RUU, en F. Weerman, The V2 Conspiracy (zie boven).
| |
Hoofdstuk 4
Voor algemene en specifieke informatie over versmelting verwijzen we naar E. Berendsen, The Phonology of Cliticization. 1986. Dissertatie Rijksuniversiteit Utrecht (dit werk gaat voor een groot deel over het Nederlands). Syntactische aspecten van clitisatie worden bijv. behandeld in H. Borer, Parametric Syntax. Dordrecht, Foris, 1983. Over het clitische gedrag van pronomina in het Middelnederlands: zie F. Weerman, ‘Over enkele verschillen tussen Mnl en Ndl’. In: Spektator 14 (1984/85), 374-380.
| |
Hoofdstuk 5
In generatieve literatuur is veel aandacht besteed aan de analyse van beknopte bijzinnen, met name de infinitiefzinnen. We verwijzen hier verder naar een inleiding, zoals H. Bennis en T. Hoekstra (zie boven).
Een overzicht van oudere participiumconstructies geeft T. Rinkel in ‘Over zeventiende-eeuwse participiumconstructies; participiumconstructies bij Hooft, De Laet en De Vries’. In: Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek 10, (1989), 205-237 en van andere infinitiefconstructies in ‘Over zeventiende-eeuwse infinitiefconstructies’. In: J. Noordegraaf en R. Zemel (eds.), Accidentia; taal- en letteroefeningen voor Jan Knol, Amsterdam, 1991, 159-167.
| |
Hoofdstuk 6
De beschrijving van samentrekking die wij in dit hoofdstuk hebben gepresenteerd is gebaseerd op J. Kerstens, ‘Over samentrekking’, De Nieuwe Taalgids 73 (1980), 375-394. Men zie verder ook A. Neyt, Gapping; a contribution to sentence grammar. Dordrecht, Foris, 19802. De bespreking van topic-drop is gebaseerd op F. Weerman, ‘Moet kunnen: Middelnederlandse zinnen zonder subject’, De Nieuwe Taalgids 81 (1988), 289-310. Een andere visie is te vinden in J.M. van der Horst, ‘Samentrekking diachronisch’. In: Studies voor Damsteegt. Leiden, Vakgroep Nederlandse taal- en letterkunde, 1981, 92-105.
|
|