Hoofdstuk 1
Inleiding
1. Over dit boek
Dit boek behandelt een aantal taalverschijnselen uit het Nederlands tussen 1200 en 1700. Het doel is de lezer deze verschijnselen te leren herkennen en analyseren. We verwijzen voor de doelstelling verder naar het ‘Woord vooraf’.
Op het eerste gezicht verschillen de verschijnselen die we hier zullen behandelen soms aanzienlijk van wat men tegenkomt in het moderne Nederlands. Niet zelden zal bij taalkundige beschouwing blijken dat die verschillen op schijn berusten of slechts oppervlakkig zijn. Maar ook wanneer de verschillen wezenlijk zijn, zal blijken hoe systematisch ze zijn.
De taalverschijnselen zijn geordend en worden uitvoerig besproken en geïllustreerd in een vijftal hoofdstukken (hoofdstuk 2 tot en met 6). De hoofdstukken zijn steeds op vergelijkbare wijze opgebouwd. In de inleiding van elk hoofdstuk wordt een taalverschijnsel geïntroduceerd. We bekijken eerst hoe dat verschijnsel zich voordoet in het moderne Nederlands. In de daarop volgende paragrafen bespreken we dit verschijnsel voor het oudere Nederlands. Aan de hand van een groot aantal constructies en tekstfragmenten behandelen we de verschillende onderwerpen die met dit taalverschijnsel samenhangen.
Elk hoofdstuk wordt afgesloten door een drietal met Romeinse cijfers genummerde paragrafen. De eerste paragraaf bevat een hoeveelheid oefeningen. Deze oefeningen testen of de stof beheerst wordt en dienen daarnaast als middel om de vaardigheid te vergroten in het zelfstandig herkennen en analyseren van de relevante taalfeiten. In dat kader wordt soms ook om een vertaling van een fragment gevraagd. Sommige van deze oefeningen hebben een ‘cumulatief’ karakter: ze bevragen zowel de stof van het onderhavige hoofdstuk als die van het voorafgaande of de voorafgaande hoofdstukken. De oefeningen lenen zich voor zelfstandige bestudering; achter in dit boek bevindt zich een antwoordenlijst, zodat gecontroleerd kan worden hoe het er met de opgedane kennis voorstaat. Na de paragraaf met oefeningen volgt er één met ‘discussievragen’. Zoals de naam al suggereert, komen hierbij vraagstukken aan de orde waarop lang niet altijd een eenduidig antwoord gegeven kan worden. Deze discussievragen hebben dan ook tot doel het inzicht in de materie te vergroten. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf die een vertaalopdracht bevat. Deze sluit aan bij de stof uit het betreffende hoofdstuk.
Wie zich verder wil verdiepen in een van de behandelde onderwerpen, kan de literatuurverwijzingen raadplegen aan het eind van het boek. Deze zijn geordend per hoofdstuk. Voor de herkomst van de fragmenten waaruit in de hoofdstukken geciteerd wordt, kan men de bronnenlijst raadplegen, die eveneens aan het einde van dit boek is opgenomen.
Voordat we beginnen met de bespreking van de taalverschijnselen, willen we in dit hoofdstuk enkele min of meer preliminaire zaken kort aan de orde stellen: we vertellen wat over het taalmateriaal waarop wij ons baseren, de fasering van het oudere Nederlands en een paar hulpmiddelen die ons bij de bestudering van het oudere Nederlands ter beschikking staan.