Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdYsengrimusis de Latijnse vorm van de naam van de belangrijkste wolf uit de Westeuropese dierenepiek. In de diverse volkstalen komen varianten voor als Ysengrin, Ysengrijn, Ysegrim, Insingrine. Hij is de hoofdpersoon in een gelijknamig Latijns werk, dat bestaat uit een aantal episoden die enerzijds verbonden zijn door terugkerende personages en thema's, anderzijds door een chronologische samenhang. Het verhaal begint in medias res, in navolging van het klassieke epos. Ysengrimus vangt de vos Reinardus (»Reynaert), waarmee hij in onmin leeft, en wil hem opeten. Reinardus weet aan dat lot te ontkomen door aan te bieden Ysengrimus een deel te bezorgen van de ham waarmee op dat moment een boer passeert. Hij wil echter zelf ook een deel. Ysengrimus stemt toe. Reinardus doet of hij zo uitgeput is dat hij nog maar nauwelijks kan lopen. De boer wil hem vangen en legt daartoe de ham neer. Ysengrimus gaat ermee vandoor, vreet hem helemaal op en biedt Reinardus het touw waaraan de ham vastzat als zijn deel aan. Uit wraak laat de vos de wolf in de winter met zijn staart in een wak gaan vissen. Terwijl deze wacht tot hij beet zal hebben, steelt Reinardus een kip van de dorpspriester. Met zijn prooi en achtervolgd door de priester en andere dorpelingen keert hij terug naar de wolf, die intussen is vastgevroren. De dorpelingen vallen de wolf aan; een oude vrouw hakt hem per ongeluk zijn staart af en zo kan hij op het nippertje ontkomen. Als compensatie brengt Reinardus de wolf in contact met een schaapskudde. De wolf zal hun gebied in gelijke stukken verdelen en in ruil zal hij de schapen mogen eten die hun gebied verlaten. De schapen stemmen schijnbaar in, maar de verdeling van het veld wordt zo opgezet, dat vier rammen Ysengrimus tegelijk op de horens nemen. Het verhaal verplaatst zich nu naar een hofdag. Koning leeuw is ziek geworden en roept de belangrijkste vertegenwoordigers van de dieren naar zijn hof om hem raad te geven. Alleen Reinardus komt niet. Uiteindelijk arriveert hij echter toch en geneest dan de koning door hem in een wolfshuid te wikkelen, een huid die - na een lang debat - wordt afgenomen van Ysengrimus. De koning bespeurt dat er vijandschap bestaat tussen wolf en vos en wil weten hoe deze is ontstaan. Het verhaal vervolgt nu met de weergave van het relaas dat de koning wordt gedaan. De gebeurtenissen die hier volgen, gaan dus in de tijd vooraf aan het verhaal over het delen van de ham. Een aantal dieren, waaronder Reinardus, ging eens op pelgrimage. Ze werden lastigge- | |
[pagina 370]
| |
vallen door Ysengrimus en later door twaalf wolven, maar ze wisten ze angst aan te jagen en zo te verdrijven. Tijdens die tocht ook speelt het verhaal van de vos en de haan. De pelgrims werden in de steek gelaten door twee van de deelnemers, de haan en de gans. Ze werden achtervolgd door Reinardus. Deze vleide de haan net zolang tot deze kraaide met zijn ogen dicht. Reinardus greep hem en ging er vandoor, achtervolgd door een grote menigte. De haan bracht de vos ertoe tegen die menigte te roepen, dat hij slechts zijn rechtmatige buit meenam. Daartoe moest de vos zijn kaken openen en de haan vloog onmiddellijk een boom in. Reinardus probeerde hem opnieuw te bedriegen, ditmaal door te doen alsof een stuk boombast een afkondiging was van de universele vrede, maar de haan joeg hem weg door een beschrijving van de (gefingeerde?) komst van een jager met zijn honden. De vos bracht Ysengrimus ertoe in een klooster in te treden, omdat hij dan zo goed gevoed zou worden. Terwijl Ysengrimus daar verbleef, bezocht de vos het wolfshol en bepiste de wolfsjongen. De wolvin achtervolgde hem tot in zijn eigen hol, maar bleef in de nauwe ingang steken. Reinardus kwam door een andere uitgang naar buiten en verkrachtte haar. De wolf, in het klooster, verging het evenmin goed: hij misdroeg zich er zo vreselijk dat hij eruit geslagen werd. Sindsdien bestond er vijandschap tussen wolf en vos - aldus besluit het verslag dat de koning wordt gedaan van eerdere gebeurtenissen. Het hoofdverhaal wordt nu voortgezet. De wolf, die door de gebeurtenissen aan het hof geen huid meer heeft, probeert een andere te krijgen, eerst van een hengst, dan van een ram. Beide pretenderen mee te werken, maar doen dat zo dat zij ontsnappen en de wolf nog meer verwondingen oploopt. Na een tijd echter is de huid van de wolf weer aangegroeid. Reinardus zorgt dat de leeuw bij Ysengrimus komt eten. Hij helpt de wolf een prooi te vangen en de leeuw vraagt de wolf deze te verdelen. Ysengrimus maakt drie gelijkwaardige porties, voor alle drie een. Woedend rukt de leeuw Ysengrimus opnieuw zijn vel af. Nu moet Reinardus de buit verdelen. Hij maakt drie porties van verschillende kwaliteit. De beste is voor de koning, de middelste voor de koningin en de minste voor de leeuwenwelpen. Verheugd vraagt de koning van wie hij zo goed leerde delen. ‘Van de wolf’, is het antwoord. Ysengrimus heeft dus opnieuw een huid nodig en eist nu die van de ezel op, omdat die hem nog een huid schuldig zou zijn. De ezel laat de wolf dat zweren op ‘relieken’, die een klem blijken te zijn. De wolf kan slechts ontsnappen door zijn poot af te bijten. De wolf ontmoet tenslotte de zeug Salaura en biedt haar de vredeskus. Zij meent dat er eerst een mis opgedragen moet worden en roept haar verwanten om de gezangen te zingen. De kudde zwijnen doodt Ysengrimus. Dit leidt tot een tijdsklacht en de aankondiging van het einde van de wereld. Daarmee eindigt het verhaal.
Vanaf het begin van het Ysengrimus-onderzoek is Nivardus als de auteur genoemd. Deze naam komt namelijk voor in een laat afschrift van uittreksels uit de tekst. Recentelijk zijn echter nieuwe handschriften met uittreksels ontdekt, waarin andere auteursnamen worden genoemd. Feitelijk weten we dus niets met zekerheid over de auteur. Een hele reeks historische toespelingen maakt het echter vrijwel zeker dat de tekst rond 1150 vervaardigd is. Er komen bovendien zoveel verwijzingen naar Gent en omgeving en dan vooral naar de kloosters in het Gentse voor, dat aannemelijk is dat de auteur een Gentse clericus was. De Ysengrimus gebruikt als materiaal de Aesopische fabels, enkele korte gedichten over dieren uit de Karolingische tijd, en naar alle waarschijnlijkheid ook volkstalige verhalen uit het orale circuit. Dit materiaal wordt echter veranderd en gevarieerd en hier voor het eerst in een ruime, epische context geplaatst. De Ysengrimus is het eerste Europe- | |
[pagina 371]
| |
se verhaal waarin de vos en de wolf hun later zo bekende namen dragen en waarin hun vijandschap de motor van de handeling is. Steeds terugkerende thema's zijn Fortuna, de bedrieger die zelf bedrogen wordt en het misbruiken van taal. Deze thema's worden gebruikt om zeer scherpe kritiek op contemporaine misstanden te leveren. Deze is bij tijden zo gedetailleerd, dat er pogingen zijn gedaan de tekst als een sleutelroman te lezen. De meest recente studies menen toch weer dat de bedoeling van de tekst algemener is. Iedereen is het erover eens, dat de kritiek vrijwel uitsluitend op geestelijke en kerkelijke zaken isDe dorpelingen omringen de vastgevroren Ysengrimus; de vrouw haalt uit met een bijl. Houtsnede van de hand van Desiré Acket ter verluchting van een editie uit 1946 van het Ysengrimus-epos in een vertaling van J. van Mierlo sj.
gericht en dat het publiek van de tekst in kerkelijke, waarschijnlijk kloosterlijke kringen moet worden gezocht. De tekst is geschreven in elegische disticha die getuigen van een groot meesterschap. Opvallend zijn de gedrongen stijl, de soms zeer geestige dialoog, het grote aantal ironische metaforen en de overvloed aan spreekwoorden. De woorden van de personages domineren de handeling en worden ook duidelijk met meer aandacht en inventiviteit behandeld. Het villen van de wolf tijdens de hofdag geeft daarvan een goed voorbeeld. Het feitelijke villen wordt in twaalf verzen beschreven, maar de totale passage is zeer lang, omdat er eindeloos wordt gedebatteerd over de vraag of de huid van Ysengrimus wel geschikt is en omdat het villen zelf op vele wijzen wordt geïnterpreteerd. Zo feliciteert de vos de wolf vóór het villen met de eer die zijn geslacht zal verwerven omdat hij zijn huid aan de leeuw mag lenen; na het villen toont hij zich verbijsterd over de prachtige scharlaken mantel die de wolf onder zijn ruige vacht verborgen heeft gehouden. Voor sommigen is deze dominantie van het gesproken woord een tekort. Anderzijds is echter onlangs betoogd, dat dit opzettelijk is gedaan, om de tegenstelling tussen ‘retorica’ en ‘werkelijkheid’ (een van de hoofdthema's) zo indringend mogelijk te presenteren. De Ysengrimus is in 17 handschriften geheel of gedeeltelijk overleverd, wat erop wijst dat deze toch nogal moeilijke tekst een redelijke verspreiding heeft gehad. De hofdag- en de pelgrimage-episode zijn omgewerkt tot een nieuwe tekst, de zogenaamde Ysengrimus abbreviatus. Verder is een aantal handschriften overgeleverd met een collectie spreekwoorden die uit de Ysengrimus zijn geïsoleerd. De Ysengrimus heeft dus enige invloed gehad binnen de Latijnse literatuur. Deze valt echter | |
[pagina 372]
| |
volledig in het niet bij de enorme uitstraling die de tekst heeft gehad in de volkstalen. De »Reynaert-verhalen zijn ondenkbaar zonder de Ysengrimus. Zij maken bij herhaling gebruik van thema's en motieven uit die tekst en zij bouwen het idee van de epische wereld van het dierenrijk en de eeuwige strijd tussen vos en wolf voortdurend uit. Vanwege de wisseling van hoofdpersonage die optreedt bij de overgang van Latijn naar volkstaal, vindt men het vervolg onder »Reynaert. p. wackers editie: Mann 1987. |
|