Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdTroilusis de jongste zoon van het Trojaanse koningspaar Priamus en Hecuba. De antieke overlevering over Troilus bevat veel onduidelijkheden. De auteurs stemmen erin overeen, dat hij op jeugdige leeftijd door Achilles is gedood (‘mors immatura’-motief). Volgens Homerus (Ilias) en Vergilius (Aeneis) gebeurde dat op het slagveld, in een vroeg stadium van de Trojaanse oorlog. Dictys vertelt dat Troilus pas later, na de dood van zijn broer »Hector, op het slagveld gevangen werd genomen en vervolgens werd gedood op bevel van Achilles, die zich ergerde over het uitblijven van bericht van Priamus over Polyxena (»Hector). Servius echter vermeldt in zijn commentaar op Vergilius een overlevering volgens welke Achilles de knaap doodde, omdat deze zijn liefde niet beantwoordde. Afbeeldingen op antieke vazen documenteren deze laatste lezing. Bij Dares (5e-6e eeuw, »Hector) neemt Troilus - jong, maar sterk, dapper en krijgslustig - deel aan de strijd, maar wapenfeiten worden niet vermeld tot Hector is uitgeschakeld. Dan groeit Troilus uit tot een leider, verslaat menige Griek en dringt zelfs door tot bij het Griekse legerkamp. Zijn tegenstanders, verzwakt door Achilles' weigering om te vechten (»Hector), vrezen hem evenzeer als voordien Hector. Hij richt een slachting aan onder de Myrmidonen en dat doet Achilles in het strijdperk terugkeren. Troilus wacht hem op en verwondt hem. Op de zevende dag van het gevecht keert Achilles hersteld terug. Troilus zoekt hem weer op. Dit keer vallen alle Myrmidonen volgens afspraak over hem heen. Ze lijden zware verliezen. Troilus' paard wordt gewond en sleurt zijn berijder mee in zijn val. Achilles snelt toe en doodt hem terwijl hij op de grond ligt. Eeuwen later, in Benoîts Roman de Troie (ca. 1165), wordt Troilus uitvoerig beschreven als Trojes mooiste (zijn uiterlijk wordt tot in detail geschilderd) en, na Hector, ridderlijkste held. Hij minde en werd bemind, en leerde wat liefdesverdriet is. Zoals bij Dares groeit Troilus ook hier in zijn leidersrol, maar nu zichtbaar vanaf het begin. Hector maant hem tot voorzichtigheid; Troilus kent echter geen gevaar en wordt gevangengenomen. Na zijn bevrijding verwondt hij Ulixes (Odysseus) als die Paris in het nauw brengt. In het derde grote gevecht komt het tot een verschrikkelijk treffen met Diomedes. Het eindigt onbeslist, maar maakt Diomedes en Troilus rivalen voor het leven. Ze worden het ook in de dienst der minne. De ziener Calchas, bij Dares geen Griek maar een Trojaan die zich op bevel van Apollo bij de Grieken heeft aangesloten, is bezorgd over het lot van zijn in Troje achtergebleven dochter Briseida; hij kent immers al de afloop van de oorlog. Hij weet gedaan te krijgen dat ze met hem wordt herenigd in het Griekse kamp. Briseida's naam doet denken aan de Briseis van Homerus, de oorzaak van de wrok van Achilles in de Ilias, maar zij is een schepping van Benoît, die daarmee een raadsel in het werk van Dares heeft opgelost. Dares had namelijk als laatste in de reeks van portretten van de Griekse deelnemers een Briseida beschreven, die in zijn verhaal verder geen rol meer speelde. Ze is erg mooi, maar heeft doorlopende wenkbrauwen. Benoîts Briseida voldoet aan dit signalement, een veeg teken. Ook voor haar geldt: zij minde en werd bemind, maar zij was niet standvastig in de liefde. Briseida is de geliefde van Troilus. Zij voelt er niets voor om hem en Troje te verlaten. Maar zij gaat, na veel geweeklaag en | |
[pagina 333]
| |
een afscheidsnacht vol tranen, zuchten en beloften. Troilus begeleidt haar naar de wachtende Griekse delegatie. Nog voor ze daar aankomen, kondigt Benoît in een tirade over de wankelmoedigheid van de vrouw haar ontrouw aan. Het is Diomedes die Briseida naar Calchas brengt. Hij troost haar en biedt haar, op slag verliefd, zijn minne aan. Zij houdt hem op een afstand, maar hij beluistert in haar woorden dat er hoop is en ontfutselt haar bij het afscheid stiekem een handschoen. Briseida overlaadt haar vader met verwijten
Troilus (links) heeft Briseida overgeleverd aan de Grieken. Illustratie in een uit Italië afkomstig handschrift uit de tweede helft 14e eeuw van de Roman de Troie van Benoît de Sainte-Maure. Venetië, Biblioteca Marciana.
en wéér besluit de auteur de episode met een verwijzing naar haar trouweloosheid die spoedig blijken zal. Diomedes en Troilus worden nu aartsrivalen. Diomedes maakt Troilus' paard buit en schenkt het aan Briseida. De zich aftekenende nederlaag van Troilus in de liefde valt samen met zijn profilering tot grootste Trojaanse held na Hectors dood. Wetend dat hij Briseida heeft verloren en zijn rivaal gramstorig gelukwensend met diens succes, verwondt hij Diomedes zo zwaar dat die voor dood naar zijn tent wordt gedragen. In een monoloog | |
[pagina 334]
| |
vol tweestrijd en zelfverwijt besluit Briseida haar hart aan de Griek te schenken. Zonder enig commentaar van Benoît verdwijnt zij met het laatste woord van haar alleenspraak uit de Roman de Troie. Uiteindelijk sneuvelt Troilus, als een held ten onder gaand, door de hand van Achilles, zonder Diomedes nog eens op het slagveld te hebben ontmoet. De manier waarop Troilus aan zijn eind komt, levert Achilles bij de auteur van de Roman de Troie het scheldwoord ‘reneié’, renegaat, op: hij verloochent de ridderlijkheid door een daad van ‘grant felenie’. Dat blijft de toon in de Trojeromans. Maerlant (Historie van Troyen, 1261-66) laat het bij een enkele uitval, maar Guido de Columpnis (Historia destructionis Troiae, 1272-87) weet niet van ophouden. Eerst vaart hij na de dood van Troilus uit tegen Homerus. Die heeft de lof van Achilles gezongen, terwijl de ware geschiedenis van Troje zonneklaar laat zien dat deze een karakterloze verrader is, die het van hinderlagen moet hebben (getuige Hector) en hooguit de kracht bezit om iemand die op sterven na dood is over de kling te jagen (Troilus). Uit hetzelfde vaatje wordt na de dood van Memnon getapt. En voor haar gevecht met Pyrrhus hoont Penthesileia de zoon van Achilles door hem aan de anti-heldendaden van zijn vader te herinneren. Drievoudig versterkt gaan rouw om Troilus en afkeer van Achilles de volgende fase in de receptiegeschiedenis van de Roman de Troie in.
Troilus en Briseida fungeren in de Trojeroman als een spiegelbeeld van Achilles en Polyxena (»Hector). De sympathie gaat sinds Benoît uit naar Troilus en Polyxena. Briseida en Achilles zijn exempel van verkeerde vormen van minne. Benoîts werkwijze vindt navolging: het is gebruik Briseida's handelen van negatief commentaar te voorzien. Guido, die aan haar portret toevoegt dat ze van de een naar de ander vlindert, kan zich niet beheersen tot haar vertrek uit Troje en barst meteen na de beschrijving van de afscheidsnacht los. Natuurlijk wordt Benoîts verhaal op allerlei onderdelen aangepast; in de Italiaanse Istorietta Trojana (proza, eind 13e/begin 14e eeuw) schenkt Briseida Diomedes een ring en laat Troilus haar gangen door een spion nagaan. Belangrijke veranderingen ondergaat het verhaal vanaf de eerste helft van de 14e eeuw, als de gelieven een zelfstandig thema worden. Briseida krijgt een andere naam, Criseida, die aan de Homerische Chryseis doet denken. In Boccaccio's korte epos Il Filostrato (ca. 1335) is zij een jonge weduwe, ‘Troiolo’ een argeloze, smachtende aanbidder. Criseida belooft Troiolo dat zij terug zal komen en hij blijft daarop hopen, terwijl iedereen in zijn omgeving, en niet alleen Cassandra, al lang weet en hem voorhoudt dat ze zich met Diomedes amuseert. Als hij de waarheid eindelijk onder ogen ziet, wil Troiolo niet langer leven en hij zoekt de dood op het slagveld. De Filostrato is in het Frans vertaald door een der De Beauveaus, hofmaarschalken der Anjous (waarschijnlijk Louis, ca. 1417-62, Roman de Troyle). Geoffrey Chaucer heeft het gegeven van Boccaccio bewerkt in Troylus and Criseyde (ca. 1385), een complex werk waarmee hij diepe indruk op zijn tijdgenoten heeft gemaakt. Vooral zijn analyse van het karakter van de wispelturige Criseyde stijgt ver boven het conventionele oordeel over haar gedrag uit. Chaucers grote invloed heeft Troilus en Criseida lang en bij vele, vooral Engelse auteurs doen voortleven. Het Troy Book (ca. 1420) van John Lydgate laat zien hoe die invloed Guido de Columpnis' harde oordeel over Criseida corrigeert. Het antwoord op de vraag, hoe het met Briseida/Criseida is afgelopen, laat op zich wachten tot Robert Henrysons The Testament of Cresseid (ca. 1485). Het is, voor moralisten, een happy end. Diomedes krijgt genoeg van haar, ze vervalt tot prostitutie, krijgt lepra en moet bedelen. Troilus geeft haar een aalmoes zonder haar te herkennen. Dan schrijft ze hem een afscheidsbrief, waarin ze schuld bekent en de ring terugstuurt die hij haar gaf. Ook William Fowler laat haar op | |
[pagina 335]
| |
haar sterfbed Troilus vergiffenis vragen (The Last Epistle of Creseyd to Troylus, ca. 1604). Criseida's imago, en daarmee dat van Troilus, brokkelt daarna af. Shakespeares Troilus and Cressida (rond 1600) is een panopticum van overleveringen: Homerus (in Chapmans vertaling van 1598), Chaucer, Lydgate en Guido de Columpnis (in Caxtons bewerking van Lefèvres Recueil [»Hector]). Zijn Troilus is even blind voor het onheil dat Helena over Troje brengt als voor de koele berekening van de wulpse Cressida, wier naam inmiddels soortnaam is geworden. Thomas Heywood (ook auteur van een fantasierijke bewerking van Caxtons Recuyell in dichtvorm: Troia Britanica, 1609) laat Sinon, terwijl Criseyde toehoort, er met Diomedes om wedden dat hij haar verleiden kan; hij wint die weddenschap onder het toeziend oog van Diomedes (toneelspektakel The Iron Age, 1632). John Dryden (Truth Found Too Late, 1679) bewerkt Shakespeares Troilus and Cressida in de stijl van het Franse classicisme en streeft ernaar Criseyde te rehabiliteren. Op het continent gaat het kalmer toe. Wel is ook daar Briseida exempel van ontrouw en onstandvastigheid, maar zelden van andere gebreken, zoals zelfverheffing (Christine de Pisan, Epistre Othea, ca. 1400). Ten onzent is een in latere drukken ten dele geversifieerd relaas over ‘die grote amorueselycke liefde van Troyens des conincx Priams van Troyen kint ende van Bryseda Calcas dochter welc dat een verrader was’, ingebed in een vertaling van Guido, ca. 1500 voor het eerst gedrukt door Roland van den Dorpe te Antwerpen. Dit werk, Die destructie van der stadt van Troyen, is tot in de 18e eeuw populair gebleven. Middeleeuwse afbeeldingen van Troilus (en Briseida) zijn vooral in 14e- en 15e-eeuwse handschriften van de Roman de Troie en de Historia destructionis Troiae bewaard. De moderne receptie is grotendeels bepaald door Shakespeare: drie opera's (Vidal 1910, Wolf 1951, Zillig 1954) en een literair werk (Morley, The Troyan Horse, 1937). Waltons opera Troilus and Cressida (1954) volgt Chaucer (libretto van Hassall), en het bij Christa Wolf (Kassandra, 1983) ten tonele gevoerde paar is blijkens de naam Briseida geïnspireerd op de Benoït/Guido-traditie. l.j. engels studies: Scherer 1963; Buchthal 1971; Hansen 1971; Mieszkowksi 1971; Martin 1972; Havely 1980; Moormann/Uitterhoeve 1987; Boitani 1989; Hanly 1990; Benson 1991. |
|