Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
Rother,koning van Bari, heerser over het Westromeinse Rijk, trekt er tot tweemaal toe op uit om in Constantinopel de dochter van koning Constantijn te veroveren. Rother leeft in welvaart, niets ontbreekt aan zijn geluk, alleen... hij heeft geen gemalin. Zijn raadslieden adviseren hem een vrouw te nemen, opdat door een erfgenaam de opvolging wordt gegarandeerd. Een bereisde vazal raadt Rother aan de schone dochter van Constantijn van Constantinopel te trouwen, een onderneming die niet van gevaar is ontbloot. Elke vrijer namelijk die tot nog toe naar de hand van Constantijns dochter heeft gedongen, is zonder pardon door de boosaardige vader gedood. Een vertrouwensman van Rother, Luppolt geheten, neemt de opdracht aan om voor Rother als boodschapper op te treden. De koning spreekt met Luppolt en zijn elf reisgenoten een teken af: als er drie liederen gezongen worden, begeleid door de harp, dan zal Rother zèlf in de buurt zijn. In Constantinopel worden Luppolt en zijn vrienden, nadat de koning van het doel van de reis heeft gehoord, gegrepen en in de gevangenis geworpen. Rother besluit nu zelf onder valse naam (hij kiest de schuilnaam Dietrich) de reis naar Constantinopel te aanvaarden. Na aankomst geeft hij zich uit voor een (door Rother!) verdreven held en treedt hij in Constantijns dienst. Intussen hoopt hij dat hij de beeldschone dochter van Constantijn zal ontmoeten om aan haar zijn bedoeling kenbaar te kunnen maken. Maar hoe zal het hem lukken tot haar zwaar bewaakte kemenade door te dringen? Rother/Dietrich verzint een list. Hij laat twee paar kostbare schoenen maken, een paar van zilver en een paar van goud. Slechts één zilveren en één gouden schoen, die ook overigens geen paar vormen, laat hij bij de prinses bezorgen. Bij het aantrekken bemerkt ze de ‘vergissing’. Daarop nodigt de jonkvrouw, die uiteraard niets liever wil dan de volledige paren in haar bezit krijgen, de gulle gever in haar vertrek uit, waarop Rother haar de ontbrekende schoentjes schenkt, zich bekend maakt en haar zijn liefde bekent. Door bij het passen van de schoentjes het been van de jonge vrouw op zijn schoot te zetten, voltrekt hij heimelijk een oud folkloristisch verlovingsgebruik. Op aandringen van de prinses laat Constantijn de gevangen gezanten vrij, die Rother herkennen als zij hem de afgesproken liederen horen zingen. Tijdens de verwarring die in Constantijns rijk ontstaat ten gevolge van een uitbrekende oorlog met de heidense koning Ymelot, weet Rother zijn jonge bruid uit Constantinopel te ontvoeren. Als het paar in Bari aankomt, blijkt de jonge vrouw zwanger te zijn. Constantijn is woedend over de ontvoering. Hoe kan hij zijn dochter terugwinnen? Op aanraden van een oude speelman rust hij een schip uit dat kostbare koopwaar met zich mee voert. In Bari begeeft Rothers vrouw zich aan boord, aangelokt door de kostbaarheden. Het schip kiest plotseling zee en ontvoert zo, tegen haar wil, de jonge vrouw. Natuurlijk laat Rother het hier niet bij zitten. Hij rust een groot leger uit en trekt op naar Constantinopel. Zelf begeeft hij zich met enkele getrouwen heimelijk naar de stad. Hier stelt hij vast dat de heidense vijand Ymelot zijn schoonvader Constantijn heeft verslagen. De zoon van Ymelot, Basilistius geheten, viert zijn op handen zijnde bruiloft met Constantijns dochter, nota bene Rothers vrouw! Onopgemerkt kruipt Rother met de zijnen onder een tafel. Hij steekt zijn echtgenote heimelijk een ring aan de vinger, waarop ze hem herkent. Rother wordt echter ontdekt en gevangen genomen. Hij zal worden opgehangen. Op een teken van Luppolt wordt Rothers leger tijdig gewaarschuwd, dat moeiteloos de held bevrijdt en het heidense volk verslaat. Rother vergeeft zijn schoonvader Constantijn en herstelt hem in zijn macht. Met zijn vrouw begeeft hij zich opnieuw naar Bari. Hier wordt Rothers zoon Pepijn geboren, de latere heerser over het | |
[pagina 294]
| |
Westromeinse Rijk, vader van »Karel de Grote.
König Rother is een Middelhoogduits ‘speelmansgedicht’ dat vermoedelijk rond het midden van de 12e eeuw ontstond. De onbekende dichter is afkomstig uit het zuidelijke Rijnland, misschien uit de streek rond Mainz. Het feit dat de auteur ook vertrouwd lijkt met adellijke geslachten uit Beieren (hij noemt roemend het geslacht van de Tengelingers uit Chiemsee) doet vermoeden dat we met een reizend dichter te maken hebben die ook in Beieren verbleef. Het werk, met zijn ongekunstelde vorm, waarin assonanties, onregelmatige verzen enz. nog probleemloos optreden, staat in een oeroude, nog voorhoofse verteltraditie. De schrijver van König Rother werd wellicht geïnspireerd door de lotgevallen van de Siciliaanse koning Roger ii, die een Byzantijnse prinses trouwde en in de jaren 1143-49 diverse krijgstochten tegen Constantinopel ondernam. Het gedicht, geconcipieerd volgens het traditionele vertelschema van de ‘bruidzoeker’ (»Salman & Morolf), vertoont een sterk didactische opzet. Het dichtwerk laat zien, zeker tot tevredenheid van het adellijke publiek, hoe zeer de westelijke ridderschap, zowel qua intellect als moraal, superieur is aan de Byzantijnse samenleving waarvan de kwaadaardige Constantijn de exponent is. Deze idee wordt geïllustreerd door pakkende, humoristische voorvallen. Een sterk staaltje als voorbeeld. Onder de vazallen van Rother/Dietrich bevindt zich een heuse reus, Asprian geheten. Constantijn wil zijn bezoekers intimideren en laat in de eetzaal een vervaarlijke leeuw los rondlopen, die de gasten lastig valt en hun brood opeet, dit alles tot groot ongenoegen van Asprian. Nonchalant grijpt hij met één hand het ondier vast en smijt het tegen de wand van de ridderzaal, zodat rug en ribben breken. Hoogtepunt in de eerste romancyclus is de geheimzinnige list met de schoenen, waardoor Rother/Dietrich de prinses voor zich weet te winnen. Het schenken en het aanpassen van schoenen in een amoureuze context hebben altijd een bijzondere betekenis gehad die ons nog uit een late uitloper, het sprookje van Assepoester, bekend is. Het schenken van schoenen, aanvankelijk een verlovingsgebruik, werd later gezien als hoofs gebaar, als teken van onderworpenheid aan de dame (waaraan het begrip ‘pantoffelheld’ herinnert). Rother/Dietrich verlooft zich officieel met de door hem beminde prinses en wordt zo, hoe paradoxaal dit ook klinkt, de ‘legitieme’ ontvoerder van zijn bruid. Het tweede deel van het epos herhaalt en varieert het eerste: staat in de eerste cyclus Rothers intellectuele bekwaamheid (list-motief!) centraal, in de tweede cyclus ligt het accent op Rothers moed en brengt zijn legermacht de uiteindelijke overwinning. De Rotherstof bleef in de Middeleeuwen, gezien de vele toespelingen in andere werken, uiterst geliefd. Een vergelijkbare verlovingsscène (met het aanpassen van schoenen) treffen we in de Scandinavische Osantrix-sage aan die deel uitmaakt van de omvangrijke Thidrekssaga (ontstaan rond 1250). In de 19e en 20e eeuw was de Rotherstof inspiratiebron voor veel dichters, onder wie G.L. Klee (1880), E. Taubert (1883) en H. Zimmer (1924). Ludwig Tieck vervaardigde een van de eerste vertalingen, onder de titel König Rother zieht einer Jungfrau die Schuhe an (1808). Een goed leesbare vertaling in modern proza maakte G. Kramer (1961). j.h. winkelman edities: Kramer 1961; Pörnbacher/Pörnbacher 1984. |
|