Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst
(1993)–W.P. Gerritsen, A.G. van Melle– Auteursrechtelijk beschermdOswaldis de historisch-legendarische figuur in een Middelhoogduits epos. De naam gaat terug op de Engelse koning Oswald van Northumbria (635-642). Volgens de Historia ecclesiastica Anglorum van Beda Venerabilis (673-735) was het Oswald die het christendom in Engeland verbreidde en sneuvelde hij in een oorlog tegen de heidense koning Penda. Beroemd werd hij in de Middeleeuwen door de Vita Sancti Oswaldi regis et martyris (1165) van de Engelse monnik Reginald. In Duitsland werd Oswald de hoofdpersoon van een zogeheten speelmansepos. Daarin werd de figuur van de heilige geplaatst in de wat profanere context van een speurtocht naar een bruid en van de kruistochten. Oswald is daarbij de machtige koning van Engeland. Om een troonopvolger te krijgen zoekt hij een passende vrouw. De pelgrim Warmunt vertelt hem dan over prinses Pamige, dochter van een heidense koning, Aron. Deze heeft gezworen alle aanbidders van zijn dochter het hoofd af te laten slaan, omdat hij na de dood van zijn vrouw zelf met haar wil trouwen. Met de hulp van | |
[pagina 242]
| |
een sprekende raaf die een ring overbrengt, kan Oswald contact opnemen met Pamige, die in het geheim het christelijk geloof heeft aangenomen. Hij rust een grote vloot uit om zijn bruid te gaan halen. In het heidense land aangekomen vermommen Oswald en een aantal mannen zich als goudsmeden. Op die manier kunnen ze de burcht van de koning binnendringen. Met behulp van een gouden hert worden de dienaren van Aron de burcht uitgelokt. Pamige kan met enkele andere vrouwen naar Oswald vluchten. Haar vader achtervolgt de twee met een vloot. In een gevecht worden de heidenen verslagen en wordt koning Aron gevangen genomen. Na enkele door Oswald verrichte wonderen bekeert hij zich tot het christendom. Terug in Engeland wordt een groot feest georganiseerd. Maar God zelf gaat Oswald nu op de proef stellen door in de gestalte van een pelgrim steeds meer van hem te verlangen, tot zelfs zijn vrouw toe. Oswald doorstaat de proef en hem wordt voorspeld dat hij slechts twee jaar te leven heeft, maar een van de noodhelpers (heiligen die in noodsituaties met vrucht kunnen worden aangeroepen) zal worden. Oswald en Pamige leven samen zonder lichamelijk contact te hebben en worden na hun dood opgenomen in de hemel.
Het religieuze slot van het epos staat in schrille tegenstelling tot het in de heldenepiek gebruikelijke motief van de moeilijk te verwerven bruid (vgl. »Orendel en »Rother). De cultus van de heilige Oswald is waarschijnlijk al in de 11e eeuw naar het continent en naar Duitsland gekomen. Vooral in Zuid-Duitsland en Oostenrijk was de heilige populair. In de beeldende kunst vindt men aanvankelijk alleen afbeeldingen die bij de Latijnse Vita behoren. Vanaf de 14e eeuw zijn er echter in Duitsland sporen van het epos te vinden. Zo vindt men Oswald afgebeeld met de raaf, die vaak een ring in zijn snavel heeft: bijvoorbeeld op een zandstenen figuur ca. 1370 te Regensburg en op een schilderij van Andrea Belunello van omstreeks 1480. Op een muurschildering ca. 1420 in de Sankt-Vigil te Bolzano is te zien, hoe Oswald zijn vrouw aan een als bedelaar verklede Christus geeft. In de moderne tijd is het verhaal over koning Oswald slechts zelden gebruikt. Hans Watzlik schreef in 1929 een verhaal in de trant van een legende met de titel König Oswald und sein Rabe. a. quak editie: Schröder 1976. |
|