Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Waddeneiland Wat ik gezien heb op dien éénen dag aan kleurend water en vervloeiend zand, aan plante' en schelpen, liggend op de hand, is méér dan nog mijn hart bevatten mag. De eigen voetstap trad een ketting af tusschen de vogelprenten op het strand de duizenden - het was de verste rand van menschenleven waar ik mij begaf - tot in de stilte, vloeiend als een ring - Water en lucht en tijdelooze tijd, ik dronk het diep - tot aan die pareling van klaarte openbarend ieder ding: sterk straalt het in zijn kleur, zijn eigenheid. En dit aanschouwen wordt zoo hemelwijd: dan meet wie ééne schelp te rapen ging en wegzinkt in die tint, die teekening, het veld der velen dat hij overschrijdt. Vorige Volgende