Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] De fazant Waar onverwacht het pad zich buigt stond op een klein vak open land tusschen de bosschen en het ruigt in 't klare herfstlicht de fazant. Geruischloos knielde ik op den grond, mijn hand zocht waar de kijker hing, - en nader schoof de held're ring tot scherp het beeld geteekend stond. Goudbruin, waarlangs in ademing verdoffe' en gloeien rusteloos vloog, - de staart die vleugen purper ving, de kop met het juweelenoog. En toen ik fel en feller zocht, wist ik dat in dit klein stuk glas de afgebeden lusthof was, die voortaan ik betreden mocht. Vorige Volgende