Het veerhuis(1946)–Ida Gerhardt– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] De wel Wij zwommen samen door de kalme stroom en schoven door een spiegeling van wolken; toen trok een tinteling van koeler kolken scherp door de luwe kreeken bij de zoom. Het lokte ons om door die huivering, die zuil van wellend water neen te schieten; met lichte schrik, met schaterend genieten bespeeld door koudes frissche zuivering. Wij vluchtten wel, als ons tè vast omsloot om pols en voet de greep van koele ringen, maar keerden schalks, tot zij ons weer omvingen en gaven tartend ons de wiss'ling bloot. Verrukkelijke wijsheid van het spel, hoezeer zijt gij ons beiden bijgebleven: het water klaar, de lieve lust te leven en 't argeloos lachen om die kleine wel. Vorige Volgende