Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Morgen bij de Duinen. Alles lacht, alles zingt, Alles bloeit, alles blinkt Hier zoo lieflijk als immer te voren: In de dalen is rust, Op de heuvlen is lust Toch heeft alles zijn lichtglans verloren. Naar mijn Duinen niet meer, Met het hart van weleer, 't Levenslustige hart, zal ik staren: Aan hun voet, onder de aard, Rust een stof, ons zoo waard, Rust.... de vreugd van vervlogene jaren. [pagina 70] [p. 70] Aan den voet van ons Duin, Op wier blinkende kruin Vaak mijn lied van Gods zegen verhaalde, Daar rust, lieflijke, gij, Die ons leven zoo blij Als een lachende zonne bestraalde! Waart gij schoon, waart ge goed, Blonk een minnend gemoed, Uit die trouwe, die zusterlijke oogen. Was uw lach vol genot Ook geen danktoon voor God, Die daar kinderlijk oprees ten hoogen? Heeft ons hart u bemind, O Gij hartelijk kind, Zachte lievling van zuster en broeder; Frissche jeugd, zonder smart, Blijde Reine van hart, Liefste vrouw en verruklijke moeder! Als uw stemme zoo schoon, Klonk geen nachtegaalstoon Immermeer langs de vredige heuvelen: Wat gezang, wat gekout, Als ge 's middags in 't woud, Bij uw eerstling op 't mos zat te keuvelen! [pagina 71] [p. 71] Waar gij traadt, kwam de vreê En gezelligheid meê, 't Was geluk, uw geluk maar te aanschouwen, Want van 't helder gezicht Straalde leven en licht, Vroolijke onschuld en dankbaar vertrouwen. Op uw zerk straalt de glans Van de lentezon thans, Om uw graf ruischt de vroolijke morgen. Alles fluistert een lied, Alles leeft en geniet, Alles lacht, als een jeugd zonder zorgen.... Maar de glans uwer jeugd, Die mijn ziel heeft verheugd, Schijnt niet meer in de bloeiende gaarde, En voor 't kluisje uwer trouw, Speelt een knaapjen, in rouw - Gij zijt treurig, o heerelijke aarde! Bloemendaal. 1857. Vorige Volgende