Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Het oude Huis. Daar zijn we in 't nieuwe huis! 't Is deftig, dubbel, breed. Hier door mijn wand dringt geen gedruis, Geen tocht, door raam of reet. 'k Heb tien vertrekken, vol gemak, Een badvertrekje inkluis; We zijn, heusch! aardig onder dak, En 'k prijs dit nieuwe huis.... Doch ik verlang naar 't oude weêr, Daar 't lekte door het dak, En daar, o zegen! steeds al meer Geen lucht, maar ruimte ontbrak. [pagina 67] [p. 67] Het oude, dat daar aan de vest Zoo witjes lacht in 't groen! Zoet nestje, voor den zomer best, Doch niet in elk saizoen. Het oude, daar voor 't eerst mijn hart Gesmaakt heeft, wat niet al! Een liefde, een zaligheid, een smart, Die 'k nooit meer smaken zal! Daar in een bange, heilge nacht Uw eerste levenskreet, O eerste wicht, zoo blij verwacht, Mijn ziele siddren deed; Het oude, daar het leven nog Zoo nieuw voor mijn gemoed, Vol frisschen glans en schoon bedrog, Mij toeblonk rijk en zoet! Het oude, met zijn woonvertrek Zoo vol gezelligheên, Zijn hof, met menig dierbre plek, En 't spoor van dierbre schreên! Het oude, dat van menigeen De erinring had bewaard, Die nimmer hier zal binnentreên, Vreemd, aan des vreemden haard.... [pagina 68] [p. 68] Ja, keeren wou ik, zoo het mocht, Naar de eerste, lieve kluis, Met halfsteens muur, vol tocht en vocht En knabbelend gespuis! 'k Voel me in dit mooie huis - niet thuis; Dees wanden spreken niet, 'k Sleep langs den breeden trap mijn kruis, En stootrig klinkt mijn lied! En toch misschien - 't is wel, 't is wijs, Schoon nu mij 't harte bloedt, Dat ik mijn needrig paradijs Maar moedig heb gegroet! Het is niet goed, dat we op deze aard Ons hechten al te zeer Aan huis en hof, aan haard en gaard En dingen van 't Weleer. Verstandig is 't van tijd tot tijd, Een teedren, sterken band, Die 't arme harte bindt en vleit, Te schudden van de hand: Te scheiden van een dierbre plek, Vol weemoed en genot, Te wennen maar aan elk vertrek - Verhuizen is ons lot. D. 1847. Vorige Volgende