Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Opvoeding. Ik heb een leelijk trekje Ontdekt in 't kleine hart Van ons aanvallig bekje - Dat baart mij groote smart. Ik heb tot God gebeden Dat Hij mij raden wou, Hoe 'k best dat hartje kneden, Dat plantje sturen zou? Met bidden of bevelen, Met rede of krachtbetoon? Met strijden of met streelen Met vrees of hoop op loon? [pagina 40] [p. 40] Met plooien, pleistren, schikken? Met onweêrstaanbren dwang? Met groote, booze blikken Of teedren liefdedrang? Met ééne les voor 't leven, Een harde les, misschien? Met op de vingers geven Of door de vingren zien? Met vaderlijke tranen Aandoenelijk en week? Met kort en zacht vermanen? Of mooglijk - met een preek? Met leeren en betoogen? Met zeekre dogmatiek? Ik vreesde, o kinderoogen, Uw oolijke repliek? Zoo stond ik te overleggen Hoe ik mijn trouwloos wicht Het juiste woord moest zeggen En brengen tot haar plicht. Zoo stond ik half verlegen, Met teedre zielepijn, Te wikken en te wegen, Wat hier de weg zou zijn? [pagina 41] [p. 41] Ik heb wel alle dagen, Gelijk mijn plicht mij riep, Dat hartje gaê geslagen, - Maar 't kinderhart is diep! Vast zou ik minder schromen, Had ik, als andren doen, Een stelsel aangenomen Om kindren op te voên. Doch mooglijk zou 't niet passen, Schoon anders overal, (Een ding kan ons verrassen!) Juist hier in dit geval. Dus vraagde ik God een lesje - Daar kwam zij aangetreên, 't Hooghartig zondaresje, Gebogen, week en kleen; Van-zelf, met wankle schreden, Met schaamte in blos en blik, Gants droevig ontevreden Op eigen leelijk Ik. Daar kwam zij aangetreden En kuste mij zoo teer, En heeft haar schuld beleden - Raad, wat ik hieruit leer? [pagina 42] [p. 42] 't Geval was mij een teeken, Een teeken trouw en goed: ‘Wacht - bidt! God zelf wil spreken Temet in 't jong gemoed: ‘En weet, wat rede of roede Ooit vaardig breng' terecht - Méést werkt de kracht ten Goede Door Hem in 't hart gelegd. ‘Wat zwakheid moog bederven, Uw wijsheid doet veel meer Vaak 't wonderbloempje sterven, Dáár kiemend tot Zijn eer!’ Vorige Volgende