Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Anni's Taal. Geen dichter schiep ooit zoeter taal, Geen schrijver maakt zulke zinnetjes, Als gij, bruin wicht, klein ideaal Van al uw moeders vriendinnetjes! Wie, drommel, leerde u toch zoo lief En geestig uw woordjes te schikken, Te snappen zoo onnavolgbaar naïef, Met mondje en handjes en blikken? Ik heb beproefd te schrijven als gij, O schalkje! gewoon zijt te spreken, Beproefd in proze en poëzij - Mijn povere kunst is gebleken! [pagina 37] [p. 37] Uw stemmetje klinkt zoo blij, zoo zoet; De woordekes buitlen en trippen, Vol geur en kleur en toon en gloed, U van de rozenlippen. Dus koosden wis in 't paradijs De reine kinderzielen, Op vrome, kunstelooze wijs - Eer ze in de geleerdheid vervielen? Gij kunt me, zoo zonder grammatika, Verbuigen en vervoegen, Dat ik betooverd te luisteren sta, Schier met jaloersch genoegen. Wie leerde u dat? Dat leerde u voorwaar, Geen kitt'lig taalgeleerde, Geen preeker of geen redenaar, Wien Siegenbeek bekeerde! Dat leerde u de goede moeder Natuur, Die ook de vogels leert zingen! Haar lessen zijn, voorwaar, niet duur - Doch schraal heur volgelingen. Dat leerde u de goede moeder Natuur, Zij gaf u die tooverklanken.... Beleedig haar nooit, met kunst of kuur, Blijf steeds háár eeren en danken! [pagina 38] [p. 38] O, 'k bid voor u, dat ge immermeer Moogt praten zoo natuurlijk, Een kind van onzen lieven Heer! Nooit deftig of figuurlijk. Dat ge immer op uw schalke tong, Als thans, uw hartje moogt dragen Een hartje, zoo rein, zoo frisch, zoo jong, Schoon - met wat minder vragen! Dat uit uw kinderlijk gemoed, Zoo geestig en lieftallig, Uw taaltje vloeie steeds zoo zoet, Eenvoudig, oprecht en bevallig! Dat God u beware voor ons valsch, Ons afgesproken taaltje, Ook voor den Delftschen tongval - als Voor 't Rotterdamsche haaltje! D. 1857. Vorige Volgende