Dichtwerken(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 241] [p. 241] Album. Weggedorde en weggeteerde blâren, Bloemekens van geur en kleur beroofd, Blonde, bruine, zwarte, zijden haren, Lokken van zoo menig dierbaar hoofd, Verzen van verliefde dichtersnaren, Zoete nonsens onzer kinderjaren! Rozenstrikken, door den tijd verdoofd; Woordjes... ach zoo geurig eens - nog teeder, Die mij aarde en hemel hebt beloofd.... Plechtige eeden van een kraaieveder! Ach, hoe mocht ik eertijds uren lang, Paradijs van bloemen en gezang, Bij den schat van uw satijnen bladen, 't Peinzend hoofd in liefde en weelde baden! U bescheen der Hope stralenglans, 't Dwepend hart mocht aan uw geur zich laven: Ach! een aaklig kerkhof zijt ge thans; Bij elk dorrend bloempje van uw krans, Ligt een liefde, een vreugd, een droom begraven. 1850. Vorige Volgende