Dichtwerken
(1869)–P.A. de Génestet– Auteursrechtvrij
[pagina 238]
| |
De Avondzon.Ga naar voetnoot+
Ja in God is mijn kracht,
Sprak hij innig en zacht, -
Maar ik voel dat mijn leven zal renten;
Meer dan zilver en goud
Hebt ge uw dienstknecht vertrouwd,
O genadige Heer der talenten!
'k Heb naar kennis gedorst,
Zij verscheurde mijn borst;
Trouwe liefde genas mijne wonden;
'k Heb den prijs en - de ellend
Onzer kennis gekend,
Maar den weg en de waarheid gevonden.
| |
[pagina 239]
| |
Zijn mijn kaken verbloeid,
Is mijn voorhoofd vermoeid -
Ik geloof, ik ben jong, ik mag werken;
Zoete lucht die mij wacht,
Schenk mijn lichaam weêr kracht!
Ik genees, als ik zwakken mag sterken!
Schenk mij, Heere, geduld!
Want mijn geest is vervuld
Van mijn plannen, die bloeien en rijpen.
O het leven is schoon
Voor wie dingt naar de kroon,
Die de hand van den Christen mag grijpen.
En zijn vriendelijk oog
Staarde biddend omhoog,
En hij schudde het hoofd in gedachten:
'k Heb geen kleinen geleerd,
'k Heb geen zondaar bekeerd,
Nog geen lijder getroost: laat mij wachten.
Ik heb lust in mijn lot,
Ik heb rust in mijn God,
En mijn strijdleus is: vrede des Heeren!
Hoor! de westewind suist,
En het korenveld ruischt...
Dat is Hij, die den oogst zal vermeêren.
| |
[pagina 240]
| |
Leid mij zachtkens naar huis,
In de dienst van uw kruis,
Die mijn ziel zich zoo lieflijk gedacht heeft!
Dat ik werkend bezwijk'
Als een knecht van uw rijk,
Die zijn dagwerk geloovig volbracht heeft...
En ik hoorde hem aan,
Met een lach en een traan:
'k Had de zon nooit zoo plechtig zien dalen:
En dat bleeke gezicht
Werd zoo sprekend verlicht,
Door de laatste, haar stervende stralen.
1850. |
|