'k Wil rijmen wat ik bouw
(1994)–Arie-Jan Gelderblom– Auteursrechtelijk beschermdHendrik Snakenburg (1674-1750)
| |
[pagina 123]
| |
Het zwin te passe diep, de buitenbank ligt droog.
Aan land is volk genoeg. Wil niemand zijn de eerste?
En gist'ren krielde 't strand, toen haastte men om 't zeerste.
De vangst was groot en duur. Nu is er niemand graag!’
10[regelnummer]
‘Gij spreekt,’ was 't antwoord, ‘vriend, naar uw onkundig oordeel.
Op gisteren was het goed. Vandaag waar' 't zonder voordeel.
Het water is te klaar, de vis duikt voor de zeul
Of zwemt, wanneer hij stuit, weer dadelijk uit de kuil.
De zee moet drabbig zijn, de grond het net doen klemmen,
15[regelnummer]
Dan heeft de vis geen kracht, dan kan hij zien noch zwemmen.
Dan zijn de vangsten goed, gelijk men gisteren zag.
Als 't water helder is, dan zeult men niet bij dag.’
Ik dankte deze man voor zijn gegeven reden.
Ik vind die goed en waar. Ja, 't is al lang geleden
20[regelnummer]
Dat ik, schoon niet op zee, die oude regel wist:
Dat menigeen het best in troebel water vist.
|
|