'k Wil rijmen wat ik bouw

Jodocus van Lodenstein (1620-1677)
Op de stilte in het Zwinaant.

Zag iemand stiller weder?
De vlaggen hangen neder,
Het zeil dat doet geen boet,
En alle voortgang komt ons van de trage vloed.

Zo gaat dat zachtjes drijven.
't Schijnt dat wij steevast blijven,
't Verwisselt nauwelijks stand.
Net was 't Cassandria en nog is 't al Cadzand.

't Schijnt dat het schip omhoog ligt,
Juist nu mij Sluis in 't oog ligt,
En ik in hoop dus hang!
't Is lang, maar nu 'k verlang, nu is het eens zo lang.

't Mag wel verlangen heten,
Want als onz' ziel de beten
Van 't Zal en Nog niet lijdt,
Dan met verlangen, schijnt 't, verlangen wij de tijd.