'k Wil rijmen wat ik bouw
(1994)–Arie-Jan Gelderblom– Auteursrechtelijk beschermdJohannes Vollenhove (1631-1708)
| |
[pagina 79]
| |
Groen bestrooid met bruiloftpalm
15[regelnummer]
En van blijdschap uitgelaten
Overeind staan, op de galm
Van de adellijke Hymen,
Die 't gewenste trouwverbond
Van Haarsolte groet met rijmen.
20[regelnummer]
Heer Haarsolte, niet gewond
Door een dartele vlammenstoker,
Nu een minnelijk gelaat
Meer vermag dan toorts of koker.
De edele bruid veel schoner staat
25[regelnummer]
Met de pracht van kuise zeden,
Dan juweel of bruidsgewaên
Die van boven tot beneden
Stijf van goud en parels staan.
Wakkere deugd is eêl gesteente,
30[regelnummer]
Leent van buiten geen getooi.
Dus, juicht adel en gemeente
Op het slot van Godefrooi,
Tot een borstweer dezer landen
Trots volbouwd, en waar de Fries,
35[regelnummer]
Toen het fel met ijzeren tanden
Van zich beet, met groot verlies
Storm op storm zijn hoofd kwam stoten!
Nog braveert dit zelfde slot
Sterke steên en vaste sloten
40[regelnummer]
Met een deerlijk overschot
Van zijn muur, nu IJsselmuiden
Met de zorgen van een drost
Hier voor landen waakt en luiden,
En zo vast staat als een post.
45[regelnummer]
Zo klinkt over alle daken
Hem ter eer een blijde groet
Van zijn naaste bloed, aan 't blaken
| |
[pagina 80]
| |
Door een zuivere minnegloed;
Gloed waardoor we zien gesmolten
50[regelnummer]
d'Eelste stammen ondereen:
IJsselmuiden en Haarsolte,
De eer van Ridderschap en Steên.
Vollenhove en Salland paren,
Rollekate en Westerveld,
55[regelnummer]
Wat het Zwolse Diep de baren
Van de Zuiderzee vertelt,
En de Vecht het Zwarte Water,
Waar hij zijne kruik in giet.
Dat verneemt men aan 't geschater
60[regelnummer]
In de biezen, onder 't riet.
Heel het zeevolk, zoet op spelen,
Groet met spel deez' bruiloftsfaam,
Tritons, die van toon verschelen,
Zich trompettend buiten aêm.
65[regelnummer]
Blanke zeemeerminnen schieten
Op die zeegalm uit de droom.
En de nimfen van de vlieten
Vlechten in de kille stroom
Heet van ijver groente en lover
70[regelnummer]
Aan een bruiloftskrans van wier.
Nu zijn alle stormen over.
Geen gedruis verneemt men hier
Van de zeestorm, die met buien
Huilt en in een ogenblik
75[regelnummer]
d'Oren opsteekt uit het zuien
Dat de wereld kraakt van schrik,
Mengelt oceaan en wolken,
Akkervrucht verdrinkt en vee,
Streken lands misschept in kolken,
80[regelnummer]
Vloten slingert over zee.
In de zeescha, korts geleden,
| |
[pagina 81]
| |
Zal de dijkgraaf dra voorzien,
Wel gewoon d' oplopendheden
Van de Zuidzee 't hoofd te biên
85[regelnummer]
Met geweld van zoden, heggen,
Plank en paalwerk, dijk en dam.
Maar de winden gaan nu leggen
En de zee, voorheen zo gram,
Zwijgt, of ruist met zachte baren,
90[regelnummer]
Net alsof ze, blij van geest,
't Huw'lijk, de eerstof van mijn snaren,
Eerde met een bruiloftsfeest.
Als de lent' het land beschildert,
Dat van kruid en bloemen zwelt,
95[regelnummer]
Nu door winterweer verwilderd,
Hoe ontluikt dan Westerveld!
Dat al uitziet met verlangen
Om de schone Lebuwyn
Als een huisvoogdes te ontvangen
100[regelnummer]
In een schoner zonneschijn;
Waar de wind slechts blaast met geuren,
En de zinnelijke Mei
Rozenkleur schakeert met kleuren
En hen toelacht uit de wei;
105[regelnummer]
Waar het room en honing druppelt,
Als zij aan de waterkant,
Die van wildzang leeft en huppelt,
Gaan, gevlochten hand in hand;
Waar, zodra de Meizon schijne,
110[regelnummer]
't Zingen aangaat, zoet en eel:
‘Lebuwyne, Lebuwyne!’,
Juicht het ganse lustprieel.
Schoon dan op Haarsoltes schouderen
't Zware pak van landzorg rust,
115[regelnummer]
Naar het voorbeeld van zijn ouderen
| |
[pagina 82]
| |
Draagt hij al die last met lust,
Langzaam oud en afgesleten,
Wat hij niet een Jeugdgodin,
Klucht en dromen van poëten,
120[regelnummer]
Heeft te danken, maar zijn min.
Waar hij minzaam wordt bejegend
En 't vermoeide brein verkwikt,
Als het veld, met dauw gezegend,
Voor het flauw van hitte stikt.
125[regelnummer]
Edel paar, o trouwgenoten!
Met twee zielen zing nu elk
Door de trouw ineen gegoten,
Dat uw blijdschap nooit verwelk'.
Uwe min moet stenen muren
130[regelnummer]
Van het oude drostenhuis
In geluk en kracht verduren.
Vollenhovens wapenkruis
En 't rood veld, bezaaid met starren
Geeft hierop een schoner glans.
135[regelnummer]
Dies de nadruk zal niet marren
Van die wens, in 's hemels trans,
Door de hoogste feestgenoten
Toegestemd en vast besloten.
|
|