'k Wil rijmen wat ik bouw
(1994)–Arie-Jan Gelderblom– Auteursrechtelijk beschermdJohannes Vollenhove (1631-1708)
| |
[pagina 71]
| |
Met voorwind en met spoed gediend
Door alle winden, waar onz' zeilen
De wereld kopen en weer veilen
Van kust tot kust, en Hollands vlag
10[regelnummer]
De zon voorbij zeilt, en de dag,
Om onze zeeleeuw vet te mesten
Met d' inkomst van zo veel gewesten.
Toen kwam uw gunst heel 't land te sta'.
Wat hitste nu deez' ongena'
15[regelnummer]
Zo schendig op, toen ge al uw buien
Tot ons bederf scheent op te ruien;
Nu tonnen gouds, in zee gesmoord,
Met kielen in de grond geboord,
De beurs uitschudden en bederven?
20[regelnummer]
Dit slaat des koopmans hoop aan scherven.
Wat borg, wat zeeverzekeraar
Staat voor deez' schade in? Geen gevaar
Stopt Tessel nu: 's lands keel staat open.
Maar och! Een vloot, eer ze uit kon lopen,
25[regelnummer]
Ligt in de schoot van 't Vrije Land
Vergaan, verdreven en gestrand.
De Noord- en Zuidzee drijft vol wrakken:
Gekerfde masten, kist en pakken
En geld en goed, dat onder een
30[regelnummer]
Langs alle doodse kusten heen
Geslingerd, los komt aangedreven,
Met eigenaars en al gebleven.
O Maas en Waal en IJsselstroom,
Wat nachtstorm wekte u uit de droom?
35[regelnummer]
Waar bergt ge al 't nat, verlegen vlieten,
Gewoon uw stroomnat zacht te gieten
Uit uwe volle waterkruik
In 's oceaans gezwollen buik?
Deez' zeeplaag komt uw stromen plagen,
| |
[pagina 72]
| |
40[regelnummer]
Verov'ren en hun bed uit jagen.
Uw vruchtbare akkers liggen blank.
De zeeplas bruist en gaat zijn gang
(Geen dam of paalwerk houdt hem tegen),
Ja gaat met hele dijken vegen,
45[regelnummer]
En huilt en schuimt en schendt en sloopt
Als 't vetste kleiland onderloopt.
Zo ziedt de golf bij d' Indianen
Op 't bulderen der dolle orkanen,
Een zeegedruis dat schip voor schip
50[regelnummer]
Te barsten jaagt op bank en klip.
Zo stortte 't onweer uit de wolken
Dat Latium, met steên en volken,
En gans Sicilje scheurt vaneen,
Met kracht bevochten door twee zeên.
55[regelnummer]
Zijn weer en wind, van haat bezeten,
Op onz' verwaandheid fel gebeten?
En woedt het woeste zeegeweld
Om zich te wreken, en weer veld
Te winnen, in zijn vaart en bruisen,
60[regelnummer]
Ternood gestuit met macht van sluizen,
Met wind en molens uitgemaald?
En poogt de zee haar scha betaald
Te zetten aan de Nederlanderen,
Die haar natuurwet stout veranderen?
65[regelnummer]
Toch schut geen zeescha' 't landverdriet.
Wie rijzen alle haren niet
Te berge als 't onweer aan komt snuiven,
Als stenen tot dun stof verstuiven,
Als want en gevelspits en dak
70[regelnummer]
Van boven tuimelt, krak op krak,
Niet slechts de boom rukt van zijn wortel,
Maar kerk en toren slaat tot mortel,
En treft de aardbodem met een schrik
| |
[pagina 73]
| |
Als voor het jongste ogenblik?
75[regelnummer]
De zon rees trager op in 't dagen
Op haar sidderende wagen,
Gedoodverfd in haar aangezicht.
De zon verschrikte, en schroomde in 't licht
Te aanschouwen zoveel jammernissen:
80[regelnummer]
Dat handenwringen, mensenvissen,
Dat loeien van het stomme vee,
De dorpen in een bare zee
Gedompeld, wei aan wei verdronken
Als waar' de wereld weggezonken,
85[regelnummer]
De landzaat, stijf van kou, doornat,
Van honger flauw, van arbeid mat,
Op dak of boom om zich te redden
Gevlucht. O nacht, die gene bedden
Hun nachtrust gunt, te droef en bang,
90[regelnummer]
Gij zult ons heugen jaren lang!
O stormwind, die elks hart vervoerde
En zo verwoed uw vinnen roerde,
Uw les kwam ons te duur te staan
Om haastig in de wind te slaan!
95[regelnummer]
Gezegend weiland, Vrij Geweste,
Draag nu geen moed op muur of veste
Of huizen, hemelhoog gebouwd,
Al regent u de schoot vol goud,
Al juichen alle zeeën en wateren
100[regelnummer]
Uw vloten tegen dat ze schateren,
Al ziet ge, op elke stroom en vaart
Bedreven, anderen in de kaart,
En vreest voor watervloek noch rover:
Eén wind, Gods adem, mag u over!
|
|