'k Wil rijmen wat ik bouw
(1994)–Arie-Jan Gelderblom– Auteursrechtelijk beschermdJoachim Oudaan (1628-1692)
| |
[pagina 46]
| |
Des groten vaders.
25[regelnummer]
Hier speelt de geest op water, lucht en vuur
En kent de weeld'der lachende natuur.
't Is een seizoen somtijds van korte duur;
't Maakt plaats voor 't ander.
Wie, die het al wil peilen met vernuft,
30[regelnummer]
Hoe nijver in bespieg'ling, hoog en wuft,
Die niet in dit natuurboek dwelmt en suft,
Hoe kloek, hoe schrander?
Geen veldsieraad noch lesse staat hier dier;
En 't smaakt te bet, wordt dikwijls dit plezier
35[regelnummer]
Met zweet gekocht. Veel, o veel beter hier
Vergeten (borger!),
Dan aan het roer gezeten van de staat,
Ten doel te staan 's volks tuimelgunst en haat;
Van 's lands gezag en recht en buiten-baat
40[regelnummer]
Een slaafs bezorger.
Des oorlogs toorts, ontstoken hier of daar,
Trilt hier geen hart als op een evenaar,
Gelijk de stad 's volks neiging van elkaar
Zo kan verdelen.
45[regelnummer]
Hier heeft geen plaats eerachtings juiste stip;
Geen taalgesmuk van een geveinsde lip
Ontmoet u hier. Hier stoot ge u aan geen klip
Van buurkrakelen.
Hier geeft het oog op kostbaarheid geen acht,
50[regelnummer]
Noch laadt de last der overdwaalse pracht
Zich op de hals, maar vindt in simp'le dracht
Gemak en voordeel.
't Noodschikkelijk kwaad verleidt, verlokt hier min.
Men leeft op zich en volgt de sleur niet in
55[regelnummer]
Met ongemak of met een tegenzin
Om 's volks oordeel.
Wie zo op 't land kan wonen klein en stil,
| |
[pagina 47]
| |
Draait niet zijn lot op 's werelds losse spil,
Maar laat met zorg en woest bedrijf wie wil
60[regelnummer]
Om schatten zwoegen.
Hij houdt zich laag, en schoon hij anders mag,
Begeert het niet, maar mint gelijk hij placht
De rust, en vindt in kleine ommeslag
Een groot genoegen.
65[regelnummer]
Wie zo op 't land zijn eigen hart bewoont,
Wordt door geen nijd, die niemand schier verschoont,
Geteisterd, maar die meest wat hoog is, hoont
Met felle steken.
Ook gadert hij zichzelf geen nijd in 't hart.
70[regelnummer]
Wie 't kwalijk gaat, erbarmt hij zijner smart,
Wie 's naasten spoed of welstand niet verwart
In zielgebreken.
Met dit bezit beloont, zoals ik hou',
U 't landvertrek, o rustige Van Wouw!
75[regelnummer]
Waar ge u verkwikt, na afloop van de bouw,
In wijze boeken;
Waarin hetzij beknopte spreuken staan,
Of die 't gebeurde ontvouwen in hun blaên,
Of die men zoekt om de oudheid ga te slaan
80[regelnummer]
En op te zoeken:
Deez' oudheid, die met haar gedachtenis
Bij u geëerd en hoog gehuisvest is
In penningschat en prent en beeltenis
En vreemdigheden,
85[regelnummer]
Der welke gij ten hoogste kundig zijt.
O, mocht ik maar! Met welk een lust en vlijt
Begeerde ik in die rijke oogst mijn tijd
Eens te besteden!
|
|