'k Wil rijmen wat ik bouw
(1994)–Arie-Jan Gelderblom– Auteursrechtelijk beschermdJoost van den Vondel (1587-1679)
| |
[pagina 42]
| |
Als rechterhand van 't Sticht, in zegen nooit verkort.
5[regelnummer]
Wie haren oorsprong zoekt, spring' zevenhonderd jaren
Met vijftig jaar terug, en kuss' de eerste steen,
Waar vele stenen tot een stad en muur vergaren
Op 't nachtegaalsgezang, hetgeen de bouwheer scheen.
Natuur verkoos de grond in liefelijke streken.
10[regelnummer]
Dat Griekland Tempe lov' en de oude Hengstebron:
Ik loof dit landprieel, op 't ruisen van de beken.
Ik loof de Heil'ge Berg, de Duitse Helikon.
De pijnboom, de cypres, en eiken, koel van lommer
Beschaduwen haar veld. De wakkere honingbij
15[regelnummer]
De geesten voedt met dauw en nektar vrij van kommer.
Natuur vereert de dis met ooft en lekkernij.
Zij schenkt u honing, mede, en sap van muskadellen.
Hier loeit het welig vee u uit de beemden toe.
Men jaagt er 't wild en hoort de bijl de bomen vellen.
20[regelnummer]
De wagen voert het graan ter korenmarkt, nooit moe.
De lakenschietspoel ruist door d'aangespannen keten.
Zij kamt en spint en breit en weeft de schapevacht.
Hier wordt de vreemde door de gastvrij' ingezeten
Verwelkomd slecht en recht en zonder dwaze pracht.
25[regelnummer]
Hoe rustig heeft deez' stad van ouds verdreven heren
Geborgen in haar schoot! Hoe ridderlijk hersteld
In hunne eerste staat! Zij dorst Bourgonje keren
Wel tweewerf op haar veste en vreesde geen geweld.
Zij levert mannen op, de bloem der ruiterijen,
30[regelnummer]
En draagt nog moed op 't bloed van Oldenbarneveldt,
Wiens glorie blinken zal, ten trots van wie 't benijen,
Zolang voorzichtigheid en trouw op aarde geldt.
Haar godshuis troost de kranke en wees en afgeleefden.
Zij koesterde in haar school de letterhelden aan,
35[regelnummer]
Die naar de eed'le palm in deze renbaan streefden
En leven door de Faam, nu 't lichaam is vergaan.
De held van Randebroek, de bouwheer van de vorsten
| |
[pagina 43]
| |
En 't raadhuis t' Amsterdam, verheerlijkt haren lof,
Want zij hem baarde en zoogde aan haar getrouwe borsten,
40[regelnummer]
Om bouw- en tekenkunst te heffen uit het stof.
Gods hand beproeft de bruid van de Eem als Gods verkoren',
Door 't water van de Rijn, als sneeuw te snel ontdooit.
Hij treft door vuur de kroon van haren schonen toren,
Nu herelijk herbouwd en in de top voltooid.
45[regelnummer]
De hemel wil haar lang voor vuur en vloed beschutten.
Zij sta en help' de staat der gouden vrijheid stutten.
|
|