Een schrijvende partikulier
(1982)–Chr.J. van Geel– Auteursrechtelijk beschermdBrief aan J.A. Emmens, waarin opgenomen een brief aan Aad Nuis
[pagina 7]
| |
[1]Groet n.h. 20.1.68
Beste Jan,
Prof. Hellinga verzoekt om een onderhoud met prof. Emmens. Onderwerp: de (a)sociale positieaant. van prof. Van Geel. (Ontslag tot ± april uitgesteld - in juli komt een geheel nieuwe wet in werking - mij/ieder nog onbekend. Wel is duidelijk, men moest mij voordien kwijt.)
Het volgende is er geen kommentaar op, maar een ontboezeming om de ontboezeming. Alles schijnt er op te wijzen dat ik niet alleen a-sociaal dus dichter ben (of andersom), maar dit ook blijk te zijn als dichter onder dichters, als genre onder genres, etc. etc. Het blijkt niet mogelijk om mijn bedoelingen duidelijk uit te drukken, of, zeg het anders, kortom om kontakt te maken. Nu zoek ik dit ook niet te doen, maar ik hoopte dat wie mij bezig zag in mijn terrarium - hoge zinken wanden waarover een enkele keer zich iemand buigt - iets zou kunnen herkennen, al was het maar dat men vaag vermoedde ongeveer hetzelfde te moeten doen, stond men in mijn schoenen. Het kan ook anders beleefd: de tekenaar Van Boxtel zei na het zien van mijn tentoonstelling: aant.‘ik zou doen wat jij doet als ik een beter/hoger mens was’. Je begrijpt dat dit alles me er niet ‘socialer’ op maakt: men speelt de rol die men in het oog van de ander opvoert. (En | |
[pagina 8]
| |
ik merk dat ik deze ook in andere, partikulierder relaties veel te gunstig gezien heb.) Het is hier dus zwart en somber. Onder de nu bijna geheel gesloten deksel van mijn doos zal ik mij oefenen mijn irritatie nog feller en vollediger uit te drukken. Agressie is een gunstig teken, zeggen de machtigen. Er is niets veranderd: toen ik twaalf was deed ik de eed een boek tegen het leven te schrijven. Pen noch inkt lokken jou? Ook de zwarte hoorn trekt je niet aan - vragen of niet? Ook al tekenen van macht, gelukkig maar, ik bedoel wie niet naar buiten treedt dan om opdrachten te geven is blijkbaar tevreden - waarmee ook. Hierbij het stuk van Fens.aant. Ik heb me sinds ruim twintig jaar juist opzettelijk van uitspraken en het geven van meningen in poëzie onthouden - geen kommentaar, zoals V.h.R.aant. zegt - en daar komt Fens mij dank betuigen: het gebrek aan levenswaarheden, aan oudhoeren dus is mijn manko. Want dat verstaat hij onder ‘interpretatie’. De dominee ontbreekt pijnlijk. Niets is zo verraderlijk als wat men voor waarheid houdt, was het, nu door mij ‘geïnterpreteerde’ motto van Nietzsche dat ik als vaandel hief toen ik na de oorlog ter schole ging bij de poëzie. In de niet verzonden brief aan Janyaant. (misschien straks weer wel) schreef ik: ik weiger mijn poëzie tot een boodschap te bederven, tot een etiek te verbreden. Als de schijn van a-sociaal weggestreken moet worden gaat men deze bij het jas aantrekken na afloop van de vergadering uit ontspanning juist suggereren: Hellinga tot hoge ambtenaar van Sociale Zaken: ‘dit is een geval voor het Ministerie van A-sociale Zaken’ (hartelijk gelach). | |
[pagina 9]
| |
Daarmee eigenlijk alleen maar te kennen gevend dat hij de heren goed begrepen heeft (d.w.z. het tegendeel erkennen van zijn voornemen: dat hier niet van een schijnopdrachtaant. sprake is). Al grappend van begrip getuigen, d.w.z. zichzelf bewust maken. Vege tekenen van tekort schietende diplomatie. Hellinga meent ook dat de heren die het ontslag bewerkstelligden zich zonder frustratie exkuseerden voor de korte termijn en niet omdat zij een bons van het Ministerie hadden gekregen. De vijand is dus zelfs vrijmoedig - waarborg voor zijn onverzettelijkheid. De direkteur van de arbeidsbeursaant. is overal tegen, zolang ik niet bij hem ingeschreven sta, d.w.z. zolang ik mij onttrek aan het web van de ‘passende’ arbeid. (Men kan iemand elke vorm van steun onthouden als hij zgn. passende arbeid weigert.)
Zo'n onschuldig lijkende vergadering heeft iets van een rechtszitting, van de inquisitie, van de sovjets. Er wordt trouwens ook echt over brood of dood beslist. Mijn uitkomsten zijn: ten 1ste, het verzet is de bevestiger der openbare orde. ten 2de, Helen le Clercq van de Helen 's Afro Beat Dancers zegt: jaarlijks worden de jonge mensen die hier komen dansen losser, vrijer en hipper, toch hebben er nog heel veel valse schaamte voor hun eigen lichaam. Daar moeten zij vanaf. Er zijn bewegingen die hun vulgair voorkomen. In dat geval vindt het publiek ze óók vulgair. Hebben de dansers dat gevoel van zich afgezet, dan vindt het publiek hun bewegingen ook niet meer stuitend. En hoe vrijer en openhartiger de mentaliteit van de danseres is, hoe beter zij danst. | |
[pagina 10]
| |
ten 3de, men moet zijn a-sociale bezigheden verpakken in kwasi-sociale of sociale: geld bezitten of funktie hebben. ten 4de, je moet onverstoorbaar worden, je moet ‘bewegingen’ - alle - als normaal of als duur verkopen: ambassadeur der kulturele waarden worden. (Trix en Claus komen op de tachtigste verjaardag van Jany in Bergen (volksfeest). ten 5de, de kultuur zal a-sociaal zijn of zal niet zijn. Zo Jan, al dit geschrijf dient om mijn ‘hoogheid’ te bewaren. Ik begrijp nu dat ik in vier boeken vier verschillende beelden van hetzelfde leven wil geven. In één opzicht lijken ze op elkaar: het is steeds iemand die onttrokken aan het gezicht in zijn woonwagenkamp in de regen in zijn boeken niet door de knieën wil gaan. De konsekwentie is dan eigenlijk ook: alles weigeren, lof én blaam, prijzen en achteruitzetting en dáár de konsekwentie van zou eigenlijk het niet meer in tijdschriften publiceren zijn, deze schijnvertoning van zinloze sociabiliteit. Dit maakt de weg vrij om meteen maar de derde bundel uit te geven. Kom kiezen a.j.b. of zal ik je het boek sturen? Hoe lossen we dit op?? Ik moet mijn zorgen bedekken met zwaar werk, met weer opnieuw zeulen aan een grafsteen = boek. Het is jammer dat je achter ligt op mijn produktie, maar wij bepalen ons tot negatieve zinnenaant. 1963 t.e.m. 1967. Met hartelijke groeten, ook aan Marja, van de a-sociale doos in een doos in een doos in een doos. Chris
ps Ware ik niet door de klapperende broodtrommel af- | |
[pagina 11]
| |
geleid ik had E. de Jong's boek al uit gehad. Een best en boeiend geschrift. Ook lees ik De Woorden van Sartre - wat is het intellekt ‘slecht’! Ik ben wat u denkt
En mijn vrienden? hier en daar een keffende pad
onder de grond, voor geen ontspanning meer te vinden.
Tympanon')
De bel juicht en ongezien uit het onbekende
ergens vandaan loeien ten antwoord angstige mimen
met stierenstemmen terwijl de echo van de ') pauk
als onderaardse donder diep vreesverwekkend zich
verspreidt.
Aeschylus
Slot van een brief
(met stijlinzicht, sociaal verklaard)
(gefingeerd schrijven van een bedrogen dienstbode 19e eeuw)
In een onhandig gelijk heb ik u geschreven,
in een mengsel van half deftig en vulgair,
van potsierlijk sierlijk tot verbitterd eerlijk,
in een mengsel van gelijk, het air van u,
uw air met het mengsel van een meid.
Parkeren
Met glazen ogen staan zij zij
aan zij te wachten voor de huizen,
soms start één schor en stottert weg.
| |
[pagina 12]
| |
Aap los
Men jaagt wat ons vermaakt
nors dansend op de lier,
soms apen naar de spits
en zegt:
hij bijt, het losse dier.
Tegelijk met jouw onwaardeerbare kattebel, de eerste misschien wel in je later na-leven? vond ik een brief van G.K.aant. in faksimile in PC èn Westenbroek's ‘Van het leven naar het boek’, waaruit: Nooit en streelde er mijn wangen
Traan zo dierbaar en zo lief
Als die ik heb opgevangen
In de plooien van uw brief,
Zoenend hem zo menigwerven
Eer dat ik nog tenden was,
Vreezende eerder hem te derven
Hoe ik snel en snelder las.
‘Welk een weerloos openliggend hart’, merkt Verwey op en van ons' Gerard zouden we kunnen zeggen: welk een gespeeld weerloos openliggend hart. Wij worden verneukt maar willen het graag geloven. Hoe mooi het zijn zou als het echt was zie je bij Gezelle. Mijn brief lag al klaar toen de jouwe kwam. Straks stuur ik je een ontwerp van een brief aan Jany die daarna rond zijn tachtigste in Tirade zou kunnen verschijnen. Mijn bedoeling is dat je hem keurt, zowel voor het ene als voor het andere doel. Ik stuit nog steeds op de | |
[pagina 13]
| |
scherven van een impuls iets terug te doen. Voor een breuk met onze Pop ben ik geenszins bang, als het hem niet breekt, waarvan ik zeker ben. Onderwijl staat er in v.n. een innemend ingezonden stuk van hem: keurig en rustig. Om niet in herhaling te vervallen zwijgt Aadaant. liever een tijdje als recensent. Maar ‘liefst mondeling’ (n.b.) zal hij zeker zijn mening eens geven. Voor de propaganda kan ik beter een kik geven voor de t.v. of in Carré zegt hij. Hij vraagt tijd om met de volgende en de vorige bundel zich in zijn Boom terug te trekken, zodat het positieve misverstand tot vruchtbare proporties kan uitbotten. Hij zal me daarna verbaasd doen staan. (Ik schreef hem n.l. naar verbazing hongerig te zijn en wel omdat het misverstand in het positieve de échte verbazing pas wekt. Wat men aanmerkt in het negatieve gaat toch langs me heen. nounou.) Dit is wel de ongelukkigste uitgave die ik ooit ondernam. Ik verwacht verder niets. Ik word als een aap in mijn eigen boom gedreven. Ik kom er straks verkleed als mens weer uit en hoop nooit meer in de buurt te komen van díe boom. Geertaant. springt werkelijk op je geringste teken! (nu blijkt het luxe papieraant. bij nader inzien geen luxe papier te zijn. En moeten de tien exemplaren overgedrukt op wat dan wel luxe papier mag heten.) Vlinder*
Hij staat rondom gepoederd in de geur
van ongestadigheid bekend, geen kreatuur,
geen dier is zo aan oppervlakte synoniem.
Zijn onberekenbare dans weet nooit hoe laat
het is, geen beest heeft zo de stille roep van vluchtig.
| |
[pagina 14]
| |
Hij draagt zijn tong als een horlogeveer gerold,
een hart dat tussen vleugels niet te horen tikt,
diep borende proever felle zomer elke bloem.
* Dit staat natuurlijk in verband met Fens' stuk: ‘mijn oppervlakte mist diepte’. ‘Geen eigen visie en geen eigen toon’, m.a.w. ik besta niet. Al zou hij gelijk hebben: wie bokst kan gelijk geven (liggen), wie schrijft kan dat niet. (Het leven is geen sport, nog minder een wedstrijd.) Mijn verzen zijn ‘oefeningen’, ik ben nog op school en blijf daar wellicht. Als schoolmeester zou F. dat niet moeten desavoueren. Ik sluit hierbij een afschrift in van een brief aan Aad die ik hem dacht te moeten schrijven en om de bladzij vol te maken nog wat regelen van kunst.aant. De mens bestaat uit wat je hem verwijt.
Er is geen leven buiten leven in
de ander als je ogen mag geloven.
Een boom die in zijn ijlste takken
doorzichtig van de grond getild
zich schor zong op zijn stam zag ik
een winter bloot staan aan de wind.
Ik gaap in de storm,
ik lees een recensie.
Met arbeid krijgt men ijver uit de steen.
| |
[pagina 15]
| |
Mediterende koeien
De eendere koeien zijn nu minder koe,
meer poes of hond dan paard, ze liggen op
gevouwen poten in de regen,
hun lichaam is gras toegenegen,
waardeert opnieuw, hun kaak herkauwt,
dun rond de uier sluit de staart.
Een eind mee oplopen
Wie in zijn lijden heeft de langste ij?
Hij loop maar wat te zwetsen naast me,
de ijverige kunstenaar te prijzen,
mijn god, hij heeft geen tand meer in
zijn mond, zijn slapen grijzen.
Straks is hij dood, een zak waarop een steen.
Droom
Een simplexfiets in plastic hing aan het
plafond naast fiets, naast fiets, een hoge schuur
met licht uit matglas..
Ik had vannacht een droom, zag een centrale,
een ouderwetse hal met wielen aan
de muur naast water dat zich dieper splitst,
veroordeeld om voor huizen blank te staan.
Ik zag het dorp van achteren en mooier
leek ieder huis dat zich naar grasland boog,
muren van oudheid bol op het flauw glooien
van nat vet gras naar een donkere boom omhoog.
| |
[pagina 16]
| |
Kijken of uit de slaap gered
Ik kijk naar buiten met gesloten ogen,
de takken zijn er waar zij moeten zijn,
aan bomen in de lucht.
Het labyrint,
dat ik mij toen ik jong was maakte, wijst,
gesloten van herhalen,
elk antwoord naar zijn vraag terug.
Siberië
De rijkdom van dit land ligt in de diepte,
tot aan het maaiveld reikt de bodemschat.
Formule
Ite, missa est
waarmee de diaken hen, die tot het
avondmaal geen toegang hadden, deed
heengaan,
(beladen met licht als de vleugels van mieren).
Stok
Voortdurend bezig enigszins
zich op zijn plaats te houden,
een vlaggestok, te grote vlag
in een te sterke wind.
| |
[pagina 17]
| |
Zo en anders
Er ligt in ons een meer van steen
een stenen onrust woont in ons
en om daarover uit te zien
en om daarover uit te zien
trotseren wij en spannen wij
ontkennen wij, bewegen wij
ons in.
ons niet.
Kapel
Er zit in mij geen pit;
een tong om uit te strekken,
de zachte bolster dat
ben ik.
Voorspellend dromen
Ik droomde dat mijn moeder mij opbelde
die middag belde mijn moeder mij op.
De armen van het sluisje
Met mist begon de dag,
in mist heb ik gelopen
waar geen de ander zag,
mist die door nacht verdicht
door nacht werd weggenomen.
| |
[pagina 18]
| |
De lege plek
Hier waar de bomen stonden put
de wind zich uit als zocht hij naar
hun orde,
hij weet van vloek en ongemak
geen raad, keert op zijn vleugels om
de sterren,
die trekken over hem van kim
tot kim, het dichte zenith door,
hun net.
Voorlopig gevestigd
Men beukt rondom het land als joegen reuzen
konijn en haas met reuzenbalk en -knots.
Ik zit verborgen in mijn tent hier goed,
geen bom, mijn speer spreekt eeuwig jong tot mij.
Vreugde
Wat te genieten viel
genoten wij
in kleine deeltjes dood.
en nog een oude:
Met een lantaren zoekt men
naar wat ons overleeft,
het wild van de ziel, de hoek
om afgemaakt te worden.
| |
[pagina 19]
| |
Als je er wat voor Tirade uit wilt halen, mag dat natuurlijk. Ik sluit door met klem te wijzen op de aanhef: prof. H. verzoekt prof. E. te spreken! |
|