4. | ‘Hij heeft zijn eigen kijk op de dingen om hem, maar hij heeft er te weinig zijn gedachten over.’ |
5. | ‘Hij interpreteert te weinig en noemt te veel.’ |
6. | ‘Afwezigheid van eigen toon’. |
(De rest schenk ik je) is nòg trager en van véél mindere kwaliteit.
Wat alinea 1 betreft: zeer juist: ik verdedig niet, ik konstateer en beaam. Ik bijt niet (zich vastbijten), ik proef. Wat 2 betreft: iets gaat zoveel betekenen als de lezer meebrengt - ook ‘ick en weet niet wat’ is betekenis.
3: ik dring mijn gedichten geen visie op dan die er juist zonder opdringen in gaat zitten. Vaak ook gaven ze zichzelf hun visie of nam ik hun visie over. Ik ben, als het gezegd móet, tegen de metamorfose, tegen de kunstenaar die daar als type bijhoort en tegen de veroveraars van een eigen wereld. Niet tegen de veroordeelden tot een eigen wereld. Het verschil is dat de eersten hun wet opleggen, de tweeden aan hun wereld willen ontkomen, er niet gelukkig in zijn. Zo ook daar de terreur niet minder is, het is niet die van de Grote Persoonlijkheid, van de geslaagdheid, van de rol, van de akteur. De kunst zal a-sociaal zijn of ze zal niet zijn.
4: Wie een eigen kijk heeft heeft gedachten, wie gedachten heeft heeft niet altijd een eigen kijk. En mijn gedachten erover, deze poedersuiker, heb ik nooit.
5: Ik tart Kees één regel of deel van een regel aan te wijzen die noemt zonder te interpreteren. En zelfs als deze is te vinden zal aantoonbaar zijn dat dit ‘noemen’ zijn funktie heeft en daarmee aan de interpretatie deelneemt.
6: dat kan best waar zijn, al heb ik er zelf in het geheel geen last van: ik ben steeds in mijn eigen regels als in een te mooi huis thuis.