| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
Een theepartij.
Je herinnert je zeker nog wel 't ‘interessante’ afscheid van de hoedendame, Juffrouw Gibbons, en Alex. Zóó groot was toen z'n haast geweest om daar weg te komen en ook om van den agent af te zijn, dat hij zonder 't te merken de verkeerde tram nam en zoodoende onnoodig een dubbeltje verspilde. Dit - te zamen met al wat hij dien dag beleefd had - was oorzaak, dat hij heel slecht geluimd was, toen hij thuiskwam.
Als Alex slecht gemutst was, liet hij dat niet merken op de gewone manier. Als wij de bokkenpruik op hebben, worden we gewoonlijk gauw kwaad en driftig, als ze ons dan iets in den weg leggen. Maar Alex niet hoor! Die bleef, dat zou je tenminste zeggen, doodkalm. In plaats van te razen, deed hij heimelijke en onverwachte aanvallen op allen, die zoo ongelukkig waren, hem op z'n weg te ontmoeten, en dan zei ie en deed ie de akeligste dingen. Eigenlijk was ie dan niet heelemaal toerekenbaar, net als menschen die in hun drift alles kort en klein slaan; maar niemand dacht eraan, hem te verontschuldigen, om de eenvoudige reden, dat hij in koelen bloede schéén te handelen. Dit was ook een der oorzaken, dat hij bij z'n medescholieren beslist niet in tel was. Als hij niet zoo'n slimmerd geweest was, zou hij op school kwaje dagen beleefd hebben. Hoe 't kwam, dat hij met Willem en Tom zoo bevriend was, kan ik niet verklaren. 't Was zeker niet omdat de twee andere zwarte broeders blind waren voor zijn gebreken. Integendeel, ze ondervonden er voortdurend de gevolgen van, en op weg van de Stefanuskerk naar de Rozenstraat, waar Alex woonde, spraken ze daarover met
| |
| |
groote openhartigheid. Ze hadden besloten, hem 't nieuwe krijgsplan kant en klaar voor te leggen, niet zoo maar in den vorm van een voorstel, dat zijn goedkeuring en bevestiging nog noodig had, maar als een uitgemaakte zaak, die hij te aanvaarden had, of hij wilde of niet.
Toch was Alex in gewone omstandigheden om z'n grootere slagvaardigheid in zekeren zin hun leider; maar dit meesterschap werd nogal eens bestreden door Willem, die door flinkheid van karakter en uithoudingsvermogen goed maakte, wat hem aan vlugheid ontbrak. Sinds 't plan mislukt was, om de zaak door 't insmeren van 't tweede bord weer in 't reine te brengen, broeide er oproer in de broederschap, en de beide broeders waren nu vast besloten, Alex hun nieuw plan op te dringen, 't kostte wat 't wilde. Willem vooral was blij, dat hij nu ook eens met zijn plan bij Alex kon komen. Onderweg bespraken ze samen, hoe ze 't zouen aanleggen.
‘Zullen we hem ook zeggen, dat we voor ons succes bidden?’ vroeg Tom.
‘Natuurlijk, dat is mee van 't voornaamste, en hij moet hier net zoo goed in meedoen, als in 't bijdragen van geld. Laat dat maar aan mij over!’
Tom voelde zoo iets, als lag er een steen in den weg; maar hij kon zijn gevoel niet onder woorden brengen.
‘Wanneer kun je die drie gulden van je zuster krijgen?’ vroeg hij.
‘Zoo gauw de meisjes uit school komen,’ antwoordde Willem.
‘'t Zou beter zijn, als we 't geld van avond op den lessenaar legden, in plaats van te wachten tot morgen,’ zei Tom. ‘Als de klas morgen weer binnen moet blijven, wordt Potters nog woedender, en als hij Alex te pakken krijgt, zal hij hem tot bekentenis dwingen en dat zou alles bederven. Dan zullen wij ook moeten bekennen. Vin jij dat ook niet?’
‘Ik weet 't niet,’ antwoordde Willem aarzelend, ‘mis- | |
| |
schien....; maar kom, geen zorgen voor morgen. Ze krijgen onzen Alex nooit, tenminste Potters niet. Alex is ze veel te glad af. Maar als ze hem toch krijgen en hem beginnen af te rossen of zoo iets, zal hij waarschijnlijk in onmacht vallen en zullen ze zich dood schrikken.’
‘Dat kan wel zijn,’ antwoordde Tom. ‘Maar we dienen in alle geval te zorgen, dat ze de klas niet meer binnen houden. Ik vond 't akelig, toen Fennema van morgen naar beneden werd gestuurd; jij ook niet?’
‘'n Beetje wel,’ zei Willem, ‘maar 't was kinderachtig van hem om te huilen. - Ik zou ook blij zijn, als de geschiedenis uit was. Theo zegt, dat hij me iederen avond een pak slaag geeft, net zoo lang, tot we bekennen.’
‘Ik zou van avond in de avondstudie kunnen komen; dat denk ik tenminste,’ zei Tom. Die beperking voegde hij er bij, omdat hij dacht aan het herderinnen-kostuum van den vorigen avond, en aan de mogelijkheid dat z'n moeder hem weer voor model noodig had.
‘Alex en ik gaan er altijd naar toe,’ zei Willem. Intusschen waren ze bij No 7 van de Rozenstraat gekomen, het huis van Alex, z'n tante en z'n beminnenswaardige zuster. Voor 't raam van 't huis er naast, waar de familie Mooren woonde, zaten de meisjes, die al uit school thuis waren, naar hen te kijken. Maar Willem, die verlof had tot de thee van 6 uur, keek ze onverschillig aan, in 't bewustzijn, dat ie in zijn recht was.
Ze belden aan en bijna op 't zelfde oogenblik ging de deur open. Op den drempel verscheen Alex' zuster, blijkbaar van plan om uit te gaan. Ik heb al gezegd, dat ze een engel was; nu wil ik er nog bijvoegen, dat ze onderwijzeres was en wel in de Zusterschool, die Suzanna en de andere bezochten. Om deze reden kende ze Willem en knikte ze hem vriendelijk toe, toen ze hem zag.
‘Dag Willem,’ zei ze, terwijl ze moderne geelbruine handschoenen aantrok. ‘Je moet zeker Alex hebben?’
Willem nam beleefd z'n pet af.
| |
| |
‘Ja, juffrouw Aagje,’ zei hij. ‘Dat is Tom Brans,’ voegde hij er bij, zijn vriend voorstellend.
Tom werd verlegen en nam ook z'n pet af, maar niet zoo bevallig als Willem, daar hij niet zoo goed gedrild was.
‘Komt er beiden maar gauw in!’ zei juffrouw Van der Aa vriendelijk. ‘Tante is vandaag niet thuis; maar Alex zit juist z'n thee te drinken. Je komt dus heel gelegen.’ Ze ging hen voor en bracht ze in een kamer aan den achterkant van het huis. Alex zat daar z'n thee te slurpen en keek niet heel vroolijk. Toen ze binnenkwamen, keek hij op, maar wist niets geestigers te zeggen dan ‘Hallo!’
‘Hier zijn een paar van je vrienden, Alex,’ begon z'n zuster. ‘Ze zullen met u de thee gebruiken. Loop eens gauw als een jongen naar beneden! Sara zal je versch brood van van middag en een pot jam geven.’
Alex stond dadelijk op, want van versch brood en jam daar hield ie van, en op dat oogenblik was er op tafel geen jam te zien, en 't brood dat vóór hem lag, was zeker dien eigen middag niet gebakken.
‘Ga nu zitten jongens, en doe of je thuis bent!’ zei juffrouw Van der Aa, terwijl ze heel handig tassen en schoteltjes en al wat er voor zoo'n tafel noodig is, klaarzette.
Ze gingen zitten, een beetje beteuterd over die onverwachte gastvrijheid. Je zult je nog wel herinneren, dat 't hoofddoel van hun bezoek was, drie gulden van Alex los te krijgen en hem hun plan op te dringen. Willem was niets op z'n gemak, daar z'n handen niet toonbaar waren.
‘Pardon, juffrouw Aagje, ik moet gauw even thuis gaan zeggen, dat ik hier de thee blijf gebruiken. Moeder zal anders op mij wachten,’ bracht Willem in, blij over dezen gelukkigen inval. Z'n handen hield hij voorzichtig achter z'n pet verborgen.
‘O, dat komt wel terecht, Willem,’ antwoordde de vriendelijke gastvrouw. ‘Ik ga dadelijk uit en kan dan meteen je moeder waarschuwen. Wil je zoo goed zijn hier
| |
| |
te gaan zitten, en jij daar - hoe is je naam ook weer? Och, die vergeet ik nu altijd. Is dat niet dom van me? Maar wacht eens! Hoe heet hij toch? Gerard van Bremen?’
Juffrouw Aagje beeldde zich in, dat ze de gaaf bezat, om kinderen op d'r gemak te brengen.
‘Tom Brans, juffrouw,’ zei Tom doodsbenauwd van verlegenheid. Zeker waren hem meerdere pogingen om hem op z'n gemak te brengen niet gespaard gebleven, als Alex niet te gelegener tijd met een brood en een grooten pot jam verschenen was.
‘'t Is nog lekker warm,’ jubelde hij. ‘'t Is zoo juist van den bakker gekomen.’
‘Goed!’ riep juffrouw Aagje. ‘Dan moet je maar eens flink smullen, hoor! Of geef je er niet veel om, Willem?’
Willem grinnikte beteekenisvol en zei dat ie er dol op was. Versch brood was in de familie Mooren een ongekende lekkernij. Dat was wat al te schadelijk in de huishouding. Moeder wist dit bij ondervinding.
‘Goed, jammer genoeg moet ik nu weg,’ zei juffrouw Van der Aa. ‘Alex zal de honneurs waarnemen. Veel plezier samen!’
Willem stond op en maakte de deur open, om ze uit te laten, waarvoor zij hem met een goedkeurend lachje beloonde.
‘'t Is toch 'n beleefde jongen,’ dacht ze. ‘Ik zal niet vergeten hiernaast even aan te gaan en je boodschap af te geven,’ zei ze nog bij het uitgaan.
De gasten slaakten een zucht van verlichting toen ze de huisdeur hoorden dichtklappen. De complimenten verdwenen als bij tooverslag. 't Is een treurig feit, dat 't gezelschap van engelen de gezelligheid meestal niet bevordert.
‘Hoe is 't met jou afgeloopen?’ vroeg Willem, terwijl hij zich ruim van jam bediende.
‘O, met Potters bedoel je? Die heb ik mooi beet gehad,’ zei Alex vroolijk. ‘Potters is een groote ezel! - Zullen we om de korst loten? - 't Was kapitaal, dat jullie m'n
| |
| |
zuster getroffen hebt; ze is vandaag baas in huis en wou eens gul zijn.’
‘De korst is voor jou,’ zei Willem. ‘Ik wou, dat je zus altijd baas was.’
‘Eénig was het ook van je, dat je de deur voor haar open gedaan hebt,’ ging Alex voort. ‘Ze zou 't wel tegen je moeder gezegd hebben, als je 't niet gedaan had. - Nog meer thee, Tom?’
Hij schonk Tom nog eens in.
‘Ben je er achter gekomen, waarom er geen herrie geweest is om 't bord van de hoogste klas?’ vroeg Willem.
‘Ze willen eenvoudig niet, dat men 't merkt,’ zei Alex. ‘Ze hebben 't bord omgekeerd en daarom hebben de leeraars nog niets gemerkt. Je zult zien, dat alles uitstekend marcheert, zoo gauw 't ontdekt wordt.’
Deze uitlating stemde heelemaal niet overeen met 't krijgsplan der rebellen en Willem liet een afkeurend gebrom hooren.
‘Tom en ik gelooven dat niet,’ zei hij.
‘O zoo, jullie gelooft 't niet?’ riep Alex. ‘Wacht maar, dan zul je 't wel zien.’
‘Wij zijn van een ander gevoelen,’ antwoordde Willem vastberaden zijn bordje van zich af schuivend. ‘We hebben een ander plan, niet waar, Tom? Daarom zijn we naar jou gekomen.’
‘We willen geld op den lessenaar leggen om de borden te betalen,’ zei Tom. ‘We kunnen negen gulden bij elkaar krijgen, als jij er drie geeft.’
‘Wat is dat voor onzin?’ riep Alex, wien het voorstel niet scheen te bevallen. ‘Jullie weet nog niet eens. of de borden wezenlijk wel bedorven zijn. Men heeft nog heelemaal niet geprobeerd 't vet met vloeipapier er af te doen.’
‘Als ze niet bedorven zijn, krijgen we ons geld terug,’ bracht Willem er tegenin. ‘We willen niet hebben, dat de klas weer straf krijgt, dat kan ik je zeggen. En wij willen ook niet, dat er rekeningen thuis aankomen. Versta je?’
| |
| |
‘We hebben jouw plan geprobeerd,’ liet Tom zich hooren. ‘Nu moet jij 't onze ook eens probeeren.’
‘Ik zie niet in waarom,’ antwoordde Alex, die inwendig niet zoo rotsvast op zijn eigen systeem vertrouwde, als hij uitwendig wel liet zien; ‘vooral omdat 't zoo'n stom plan is.’
‘'t Is in alle geval heel wat beter, dan al wat jij ooit uitgedacht hebt,’ toornde Willem. ‘En als je er niet mee instemt, dan heb ik je enkel maar te zeggen, dat je de vervelendste vent bent, die ik ooit ben tegengekomen.’
‘Wil je nog niet wat jam?’ vroeg Alex poeslief, niet om Willem wat milder te stemmen, maar om hem te treiteren. En dat lukte hem maar al te goed.
‘Neen,’ riep Willem woedend. ‘En denk toch asjeblief niet, dat jij ons op de thee hebt uitgenoodigd. Jij hebt ons niet gevraagd. - Niet waar Tom, - hij niet, maar zijn zuster.’
Tom stopte heel wijselijk den mond vol met brood en gaf geen duidelijk antwoord.
‘Ze zal blij zijn te hooren, dat jij je zoo netjes aanstelt, Willem,’ ging Alex op denzelfden toon voort, wijl ie wist dat ie Willem er woedend mee kon maken. En 't lukte heusch maar al te goed. Alex had z'n booze bui en, zooals ik al gezegd heb, kon hij dan akelig vervelend zijn.
‘Ze zal 't tegen je moeder zeggen en dan krijg je van avond nog voor je brits.’
‘Neen,’ schreeuwde Willem, door den grievenden krenkenden spot zóó geprikkeld, dat hij de wetten der gastvrijheid totaal vergat.
‘Toch wel, Willem, dat zal gebeuren,’ ging Alex met zijn tergend zacht stemmetje voort. ‘Wist je nog niet, Tom, dat hij slaag krijgt, als hij ondeugend is? - We kunnen hem bij ons in huis hooren huilen. Tante zegt, dat zoo'n burengerucht bepaald een plaag is.’
‘Leugenaar!’ krijschte de ongelukkige Willem, die, bij deze sterk overdreven onthullingen van huiselijke geheimen.
| |
| |
de tranen in de oogen kreeg. Hij wou op Alex aanvliegen. maar die zorgde dat de tafel tusschen hen beiden bleef.
‘Wacht, als ik je maar eens te pakken krijg, akelig monster!’
‘Wees toch kalm, Willem,’ kwam Tom tusschenbeide, ‘je moet geen ruzie maken, nu hij ons op de thee verzocht heeft.’
‘Hij niet,’ riep Willem hijgend van kwaadheid. ‘Ik zou niet hier gebleven zijn, als 't van hem was uitgegaan. Zijn zuster heeft ons verzocht, niet hij.’
‘Dat is precies 't zelfde,’ zei Tom.
‘'t Is in alle geval onbetamelijk, Willem,’ vermaande Alex zacht, ‘en je moeder zal er zeer boos om zijn.’
‘Hou jij maar stil,’ zei Tom vrijmoedig. ‘'t Is veel erger, als je iemand zulke dingen zegt, als je hem op de thee noodigt.’
Alex zette een verlegen gezicht.
‘Je zult den een of anderen dag ook wel eens slaag krijgen,’ ging Tom voort, die voelde, dat z'n opmerking doel trof, ‘en dan zul je 't zelf ook zoo lollig niet vinden.’
‘Neen, dat krijgt hij niet,’ zei Willem bitter. ‘Z'n tante is veel te laf.’
‘Laat m'n tante er asjeblief buiten,’ schreeuwde Alex.
‘En jij moet ophouden met liegen!’ gilde Willem. 't Was maar goed, dat niemand ze hoorde.
‘Ik daag je uit, Alex,’ zei Tom plechtig, ‘omdat je van Willem leugens verteld hebt.’
‘Ik verkies niet te vechten,’ antwoordde Alex, plotseling bijdraaiend. ‘Daar is heelemaal geen reden voor. Ik noodig jullie uit op de thee (met een steelschen blik op Willem), en Willem wordt woedend als een dolle hond, beschimpt mijn tante juist als ik jullie de drie gulden wil geven. 't Is wel alles wat ik heb, en 't is ook 't domste, erbarmelijkste plan, dat ik ooit gehoord heb.’
Alex' stem klonk kwazie verontwaardigd, welke kunst hij bizonder goed verstond.
| |
| |
‘Wou je dat wezenlijk, Alex?’ vroeg Tom, z'n verontwaardiging vergetend. ‘Dat is reuzenmooi van je.’
‘Natuurlijk wil ik dat, en ik wil 't nog, als Willem met zijn dolle kletspraat ophoudt, en hij zelf ook wezenlijk drie gulden geeft. Dan leggen we van avond nog na de studie 't geld op den lessenaar.’
‘Laat m'n tante er asjeblief buiten,’ schreeuwde Alex.
‘Willem leent 't geld van z'n zus,’ verried Tom onvoorzichtig, waarop Alex verachtelijk lachte.
‘Zal ze 't hem leenen? Ben je daar wel zeker van? - Ik geloof 't niet.’
‘Ja, zij leent 't me!’ riep Willem, nog bevend van opwinding.
‘Welke?’
‘Dat gaat jou niet aan! Ik krijg 't geld en dat is voldoende,’ zei Willem toornig.
| |
| |
‘Nu, ga het dan halen,’ zei Alex. ‘Je kunt over den tuinmuur klimmen en ik zal 't mijne halen. Tom en ik wachten dan beneden op je.’
‘Ja, doe dat Willem,’ zocht Tom z'n vriend te overtuigen; ‘dan kunnen we dadelijk alles in 't reine brengen.’
‘Ik zal gaan, omdat jij mij er om vraagt,’ antwoordde Willem met waardigheid; ‘over tien minuten tref ik jullie beneden in den tuin.’ Bij deze woorden verliet hij de kamer. Daar de huizen van de Rozenstraat allemaal precies naar hetzelfde plan gebouwd waren, kon hij gemakkelijk den uitgang vinden.
‘'t Was gemeen van jou, dat van Willem te zeggen,’ begon Tom, toen hij met Alex alleen was. ‘'t Verwonderde mij niets, dat hij woedend werd.’
‘Maar 't is toch echt waar,’ antwoordde Alex. ‘Ze krijgen allemaal slaag, tenminste de kleinen. Ik zeg je, dat z'n moeder een echte heks is. Ik ben drommels blij, dat zij mijn moeder niet is. Wil je 'n seconde wachten, dan ga ik m'n drie gulden halen?’
Tom knikte, en weinige minuten later kwam Alex terug en ging met hem in den tuin achter 't huis.
| |
[pagina t.o. 80]
[p. t.o. 80] | |
Tom had Alex een por in de ribben gegeven, zoodat deze achterover van den muur tuimelde.
|
|