Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet CXVI. Liedeken vvt den selfden capittel op de vvijse, Vol drucx soo is dat herte mijn.
Ga naar margenoot+ DE Heer gaf my door wijsheyt een nieu tongh//
Coemt herwaerts hoort het sal v vromen//Ghy onbesochte
oude en iongh// Wilt by my nv ter scholen comen.
Dat v ghebrect van my vry leert,
Want men siet v seer dorstich loopen,
Ick opende den mont, herwaerts v keert,
Wilt wijsheyt sonder ghelt hier coopen.
Onder haer iock gheeft uwen hals,
En laet v nv toch onderwijsen,
Men vindtse hier na by van als,
Het welck v stecht wilt niet misprijsen.
Ick heb een cleynen tijt moeyte beproeft,
En aerbeyt is v toe ghesonden,
| |
[pagina 215]
| |
Maer al heb ick gheweest bedroeft,
Ick heb nv weder troost gheuonden.
Neemt dees leer aen en die onthout,
Tis eenen siluer schat op aerden,
Achtse veel beter dan eenich gout,
Want sy is wel van grooter waerden.
In Godts ghenade v hier verblijt,
Schaemt v sijns lofs niet wilt dat toonen,
Volght Godts woordt te wijl ghy hier hebt tijt,
Hy salt v hier en namaels loonen.
Eynde des boecx Eccsiastici. |
|