Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 216]
| |
Slot-reden oft Epilogus der leeringhen Iesu Syrachs.
Ga naar voetnoot+Alle wijsheyt is van Godt almachtich.
Ga naar voetnoot+Staet daer na, op huer weghen wilt mercken.
Ga naar voetnoot+Godts woordt is huer fonteyne, volght dat eendrachtich.
Ga naar voetnoot+Siet wat Godts vreese is, ende wat sy can wercken.
Ga naar voetnoot+Verneert v, sijt lijdtsaem in strijtbaren percken
Ga naar voetnoot+Eert v ouders, ende weest niet hooch vermeten.
Ga naar voetnoot+Siet wat vrienden, beletten, oft stercken.
Ga naar voetnoot+Schuut tafel vrienden, ende swijght secreten.
Ga naar voetnoot+Mijt achterclap, lueghen sy van v verbeten.
Ga naar voetnoot+Gheeft aelmis na v Godt heeft ghegheuen.
Ga naar voetnoot+Schuut gulsicheyt, sijt manierich int eten.
Ga naar voetnoot+Siet hoe een vrome vrouwe wort verheuen.
Ga naar voetnoot+By een boos wijf ist seer quaet om leuen.
Ga naar voetnoot+Schuut godtloose, godtloosheyt ende ghewelt.
Ga naar voetnoot+Ghiericheyt, hoouaerdije sy verdreuen.
Ga naar voetnoot+Volght uwen roep, daer v Godt in heeft ghestelt.
Ga naar voetnoot+Ghelooft voorsichtich, vermijt boosen lust die quelt.
Ga naar voetnoot+Beweent den dooden, onderwijst de iuecht.
Ga naar voetnoot+Sijt niet onghehoorsaem, waerheyt werct en vertelt.
Ga naar voetnoot+Verwijt gheen weldaet, schuut ledicheyt daer ghy muecht.
Ga naar voetnoot+Mijt wrake, argh, list, spijt, bedroch volght de duecht.
Ga naar voetnoot+Hoet v voor sonde, gheen boete vertrect.
Ga naar voetnoot+Dreyght niet, hebt in niemants ongheluck vruecht.
Ga naar voetnoot+Onderscheyt wat tot wijsheyt en dwaesheyt strect.
Ga naar voetnoot+Set teringh na neringh, gheen toorne verwect.
Ga naar voetnoot+Lastert noch en sweert, ouerspel en twist vermijt.
Ga naar voetnoot+Bedwinght den boosen mont die de siel bevlect.
| |
[pagina 217]
| |
Betrout niet te vele, sijt trouwe altijt.Ga naar voetnoot+
Vergheeft, ende v sal worden ghescholden quijt.Ga naar voetnoot+
Leent, ende wercken der barmherticheyt thoont.Ga naar voetnoot+
Siet wat wijn doet, dronckenschap schuwende sijt.Ga naar voetnoot+
Vliet haer, hoochmoet, gheen quaet met quaet en loont.Ga naar voetnoot+
Sticht v ghesinde, schuut luyicheyt, niemant hoont.Ga naar voetnoot+
Acht op gheen droomen, want waerheyt sal dueren.Ga naar voetnoot+
Bidt voor crancke weduwen, en weesen verschoont.Ga naar voetnoot+
Godt hoort d'elendighe ende die besueren.Ga naar voetnoot+
Draecht sorgh voor v dochteren t'elcker ueren.Ga naar voetnoot+
Want seer costelijck is een goede fame.Ga naar voetnoot+
Siet Godts wercken goet, volcomen int volvueren.Ga naar voetnoot+
En tsmenschen swacheyt sonder hulp onbequame.Ga naar voetnoot+
Dinct om het eynde, siet de aenghename.Ga naar voetnoot+
Vaderen, coninghen, propheten, medeGa naar voetnoot+
Sijt danckbaer, ieghelijck hier wt wat versame,Ga naar voetnoot+
Dat hem stichte, vrucht bringh: int hert hou stede,Ga naar voetnoot+
Dat wensch ick v met eewich durende vrede.
|
|