Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 194]
| |
Inhoudt van het XLVII. Cap.Dauidt wert coninck vercoren en verlicht, Hy handelde met leeuwen, den ruese hy verslaet, Nathan straft hem, liedekens heeft hy ghedicht, Van Salomone Roboam ende sijn saet. | |
Het CIIII. Liedeken op de vvijse, Rendés à Dieu loua.
Ga naar margenoot+ IN Dauidts tijt niet langh te voren// Soo
propheteerde Nathan wel// En Dauidt was van Godt
vercoren// onder gheheel Israel// Ghelijck het vet
Ga naar margenoot+ aen d'offerande// Hier toegheeyghent Gode was//
wert Dauid seer cloeck van verstande// Van Godt ver-
coren op dat pas.
| |
[pagina 195]
| |
Met leeuwen cost hy hem gheneeren Ga naar margenoot+
Oft hy met bocxkens hadt ghespeelt, Ga naar margenoot+
En hy ghingh omme met den beeren Ga naar margenoot+
Als lammerkens, het welck veel scheelt,
In sijn iuecht al was hy gheringher
Sloech hy den rues Goliath doot,
Hy werp hem neder met sijn slingher,
En nam wech tvolcx versmaetheyt groot. Ga naar margenoot+
Want hy riep aen den hoochsten Heere, Ga naar margenoot+
Dees heeft hem in als wel ghesterct,
Tvolcx hoorne die verhoocht hy seere,
Sijn hant vermoort, maer Godt die werct,
Hy liet hem als tien dusent prijsen,
En wort gheeert met seghen schoon, Ga naar margenoot+
Duecht sachmen hem in als bewijsen,
Hy creech de coninclijcke croon.
Sijn vianden int sweerdt hier vielen, Ga naar margenoot+
Teghenpartij verloos den slach,
De Philisteen cost hy vernielen
Al soot noch blijct op desen dach,
Van elck feyt danct hy Godt almachtich Ga naar margenoot+
Met liedekens sijn stemme riep,
Hy sangh wt ganscher herten crachtich,
Louende Godt die hem hier schiep.
Hy stichte sanghers om te singhen
Sijn liedekens by den altaer, Ga naar margenoot+
Hy heeft verordent noch veel dinghen, Ga naar margenoot+
Vierdaghen, feesten van het iaer,
Op datmen den Godt van hier bouen
Met lof sangh eerde breet en wijt,
Ende den naem prijsen en louen
Tsmorghens in t'heylichdom altijt.
De Heer vergaf hem sijn misdaden,
En heeft verhoocht in ewicheyt Ga naar margenoot+
Den hoorne Dauidts door ghenaden, Ga naar margenoot+
Die loflijck als noch is verspreyt,
Al tot sijn coninckrijcx verstijuen
Heeft hy ghemaect met hem verbont,
| |
[pagina 196]
| |
Ga naar margenoot+ Dat trijck op hem eewich sou blijuen,
En tsconincx stoel tot alder stont.
|
|