Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet CIII. Liedeken vvt den selfden capittel op de vvijse, Ick heb een vvijf ghetrout. Psal. 52.
Ga naar margenoot+ DE propheet Samuel// die volghde Gods beuel//
Na recht sachmen hem dorsten// Godt heeft hem
seer bemint// Tconinckrijck hy beghint// Hy salfde hier
de Vorsten. Vor sten.
| |
[pagina 193]
| |
Het volck sondich besmet
Rechte hy na Godts wet,
Godt wou op Jacob mercken, Ga naar margenoot+
Hy was een ghetrou knecht,
Bevonden seer oprecht
In alle sijne wercken.
Men kende openbaer
Sijn prophetie waer,
Hy aenriep Godt almachtich, Ga naar margenoot+
Sijn vianden verflaut
Deur Godt werden benaut,
Hy was offer deelachtich.
Van bouen sondt Godt neer
Den donder en onweer,
Daer in liet hy hem hooren,
De Vorsten hy verslaet,
De Philisteen quaet,
Tyro sachmen versmooren
Eer hy sterf: (tot een leer} Ga naar margenoot+
Betuyght hy voor den Heer Ga naar margenoot+
En sijn ghesalfde reijne
Dat hem en is ghetelt
Van gheenen menschen ghelt,
Ja niet een schoe nam hoe cleijne.
Na dat hy hier ontsliep, Ga naar margenoot+
Wt aertrijck hy weer riep, Ga naar margenoot+
En seyde wat sou gheschieden,
Oock maecte hy bekent
Hoe nemen sou een ent
De Coningh, en boose lieden.
|
|