Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet CV. Liedeken vvt den selfden capittel op de vvijse, Salich is de man en goet gheheeten. Psal. 1.
Ga naar margenoot+ SAlomon besat sijns vaders ste de//
Hy was seer cloeck en daer toe wijs// Sijn
vader hadt ghemaect hier vre de// Hy
gaf den Heer lof ende prijs.
Ga naar margenoot+ Godt die hadt ghemaect rontom seer stille
Op datter wert een huys ghebout
In sijnen naem na sijnen wille,
[Daer hem sou louen iongh en out.]
Ga naar margenoot+ Och hoe wel cost ghy in v iuecht leeren,
Tverstant heeft in v wijt ghestrect,
Ghelijckmen twater siet vermeeren
Al ouer tlant twelck wert bedect.
Ga naar margenoot+ Ghy vervuldet lant met schoon byspraken,
En ouer al wert ghy vermaert,
En dat om v vreetsame saken,
Seer lieftal ende weerdt ghy waert.
| |
[pagina 197]
| |
Het gaf alle landen hier groot wonder Ga naar margenoot+
De Liedekens ghedicht soo wel,
Ghelijckenissen oock besonder,
Dijs loofden sy Godt van Israel.
Gout en siluer was by v taenschouwen Ga naar margenoot+
Als tin en loot: maer hebt gheraest,
V herte hingh aen schoone vrouwen,
Van haer soo wert ghy hier verdwaest.
En ghy hebt v eere aenghehanghen Ga naar margenoot+
Een schandtvleck, oock hebt ghy ghemaect
Dat v saet straffe heeft ontfanghen,
V dwaesheyt heeft sulcx veroorsaect.
Doen het rijck ghedeylt wech is ghevloden, Ga naar margenoot+
En Ephraim weeck van t'verbont
Nemende toevlucht tot afgoden,
Een afgodisch rijck doen opstont.
Maer de Heer en woud hem niet weynden Ga naar margenoot+
Van sijn ghenade als elck siet, Ga naar margenoot+
Tbeloofde werck al in sijn seynden
En heeft hy oock verandert niet.
Hy vernielt niet heel sijn wtvercoren,
Noch en neemt wech tsliefhebbers saet, Ga naar margenoot+
De wortel Dauidt toeghesworen
Behiel hy ouer door weldaet.
Salomon ontsliep en heeft ghelaten
Tot sijnen sade Roboam, Ga naar margenoot+
Hy was onwijs, en d'ondersaten, Ga naar margenoot+
Door eyghen sin afval quam.
Hier na is Jeroboam ghecomen Ga naar margenoot+
Die Israel tot sonden brocht, Ga naar margenoot+
Afgodery wert opghenomen
En Ephraim volght onbedocht.
Huer misdaet die was tot desen tije
Soo groot, dat Godt huer heeft veriaecht, Ga naar margenoot+
| |
[pagina 198]
| |
Want niet dan alle afgoderije
Bedreuen sy, theeft Godt mishaecht.
|
|