Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet LXXXI. Liedeken vvt den selfden capittel op de vvijse, Een goet nieu liet Psal. 17.
Ga naar margenoot+VVie hier schriftuer waernemen sal// Die
can gheen arbeyt waernemen//
Wie leeren wil hier in dit dal// En
moet sijn sinnen niet vervremen// Hoe can hy de
leere nemen waer// Die daer ploeghen moet
en egghen// Den sin is by sijn ossen
Ga naar margenoot+ daer// Dees drijft sijn sweep doort aertrijck swaer//
| |
[pagina 155]
| |
Anders en weet hy hier oock niet te segghen.
Hy heeft te dincken hier ghenoegh
Hoe dat sijn ackers best sullen groeyen,
Oock moet hy spade ende vroech Ga naar margenoot+
Het voeder gheuen sijnen koeyen,
Soo ist oock met den schrijnwerckers hier Ga naar margenoot+
Ende timmerluden mede
Die dach en nacht arbeyden schier,
Sy moeten dincken de manier
Hoe twerck best grijpen sal sijn stede.
Een smit moet by sijn aembeldt sijn Ga naar margenoot+
En op sijn smeden achten,
Hy wort van vier mat, tvalt hem pijn,
Arbeyt doet hem voor tsmisse schier versmachten,
Het helder gheclanck des hamers wreet
Can hem d'ooren terstont vol maken,
Hy dinct hoe twerck worde ghereet,
Het cost hem vroech en spade sweet
Op dat sijn werck tot een goet eyndt mach raken.
Een pottebacker, dese moet Ga naar margenoot+
By sijnen arbeyt wesen,
En oock de schijue met den voet
Omdraeyen niet al sonder vresen,
Hy moet sorghen dat twerck sy ghelijck,
Sijnen erm vergaert de stucken,
Hy maect een vat door sijn practijck
Van aerde ende cleyich slijck,
En wort hier moede door het bucken.
Hy moet oock dincken dan daer na
Al om het verghelasen,
Op dat hijt make dat fraey sta,
Ten dient niet by hem seer te rasen,
Elcx arbeyt men aen sijn hantwerck siet,
Elck die toont vlytighe seden,
| |
[pagina 156]
| |
Men cans'int stadt onbeeren niet,
Ga naar margenoot+ Maer tisser oock te doen weer iet,
Men schiet een ander met verstant en reden.
Niet wel machmen hier een ambacht
waernemen en ghemeynte regeren,
Ga naar margenoot+ Tverstant is niet in elck gheslacht
Om de schrifture te hanteren,
Noch recht, noch oock de gherechticheyt
En het preken wel versinnen,
Ten wort oock niet recht wtgheleyt,
Want d'ambachts man dinct om arbeyt
En om sijn broot te winnen.
|
|