Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 51]
| |
Een ander liedeken vvt den selfden Cap. op de vvyse, Den geest ontsringht.BY uwen roep en Godes woort, blyft hier ende hebt doch dat voor oogen// Ga naar margenoot+
Sijt niet vewondert als ghy hoort// dat hier godloose na goet poogen// Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
Betrout ghy den hooghen// diet al seer wel sticht// Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
ghy crijght goet insgelijcke, want wilt hyt ghedoogen// Ga naar margenoot+
Het valt hem seer licht// aerme te maken rijcke. Ga naar margenoot+
Godts seghen hier de vrome crijcht, Ga naar margenoot+
Alst tijt is sal hy haest ghedijen,
Daerom dit woordeken verswijcht:
Wat sal my helpen tusschen tijen,
Wilt v oock noch mijen// te segghen, hier Ga naar margenoot+
Hoe can my iet ghebreken, Ga naar margenoot+
[Want die van tbevrijen// heeft het bestier]
[Die haet hoochmoedich spreken.]
Alst v op aerden hier wel gaet, Ga naar margenoot+
Dinct dat weer ongheluck mach naken,
En alst opt d'onghesienste staet,
Soo cant de Heere weer goet maken:
Want hy can de saken// veranderen snel, Ga naar margenoot+
Sulcx en ghebuert niet selden, Ga naar margenoot+
En doet hier oock smaken// t'verdiende ghequel, Ga naar margenoot+
Ja tot der doot verghelden. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 52]
| |
Ga naar margenoot+ Alsmen de quade uuer verwerft,
Ga naar margenoot+ Deur haer wordt vreucht hier verdreuen,
Ga naar margenoot+ En als de mensche hier dan sterft
Wordt hy ghewaer alle sijn leuen:
Daerom en wilt gheuen// hier niemanden prijs
Eer t'eynde is ontwonden,
Want wat man verheuen// hy was sot oft wijs
Ga naar margenoot+ Wordt aen sijn saet beuonden.
Ga naar margenoot+ En herberght oock niet alle man,
Want ouer al is ontrouwe,
Ga naar margenoot+ Een valsch hert hier wel wesen can,
Ghelijck tlockvoghel op een touwe, Ga naar margenoot+
Want tvalt hem tot rouwe,
Wat hy hier goets siet
Can hy opt tquaetst wt-legghen
Op man ende vrouwe [hy dapperlijck schiet]
Ga naar margenoot+ Tgoet sal hy hier quaet segghen.
Ga naar margenoot+Van een cleyn vonck rijst wel groot vier,
Godtloose doen bloet verghieten,
Wacht v al voor tschalcken manier,
Ga naar margenoot+ Soo sult ghy gheen schandt ghenieten,
Ga naar margenoot+ Neemt ghy deurt verdrieten// den vremden oock in,
Ga naar margenoot+ Onrust can by v blijuen,
Sulck seer wel schoon lieten// van dobbelen sin
Die deyghenaers verdrijuen.
|
|