Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Inhoudt van het XI. Cap.Veroordeelt niet, eer ghy verstaet de reden. Ryckdom coemt niet deur veelderande handelen: Maer Godt maect aerm en ryck hier beneden, Wilt in des Heeren woorden wandelen. | |
Het XX. Liedeken, op de vvijse, O rat van auontueren,
Ga naar margenoot+ DE wijshz vanden slechten// Hun hier tot eere bringht
Ga naar margenoot+ Sy set hem in gerechten// Met vorsten hy hem minght
Ga naar margenoot+ Prijst niet om d'aensiens wille// Die v hier duncken groot
Ga naar margenoot+ T verachten swijcht ooc stille// En maect oock geen geschille//
van cleyne naect en bloot.
Ga naar margenoot+ Een bieken seer cleyne,
Maer het gheeft soete vrucht,
Ga naar margenoot+ In v cleederen reyne
Verheft v niet maer sucht:
In v eer wilt niet wesen
Te stoudt nocht te zeer coen:
| |
[pagina 49]
| |
Want de Heere ghepresen
Is wonderlijck in desen,
Wie weet wat hy wil doen?
Seer veel groote tyrannen
Werden ter neer ghebrocht,
De croone sachmen spannnen
Diet niet was toeghedocht,
Ga naar margenoot+ Veel werdender te niete
En hier van goede leech,
Oock Vorsten Godt verliete
Ga naar margenoot+In seer grooten verdriete,
Ga naar margenoot+ Een ander haer rijck creech.
Ga naar margenoot+ Verdoemt tot gheender uren
Eer ghy de saeck verstaet,
Straft dan vry boose curen
En schandelijcke daet,
Ga naar margenoot+ Antwoordt sy niet ghebleken
Ga naar margenoot+ Eer ghy ten heelen hoort,
Ga naar margenoot+ Laet tvolck ten vollen spreken,
Ga naar margenoot+ Want sulcx mochtense wreken
En sijn op v ghestoort.
Ga naar margenoot+ Verminght v niet in saken,
Seer vremt van cleyn voordeel,
En wilt oock hier niet waken
Tot het onrecht oordeel,
Ga naar margenoot+ Handel menigherleye
Hier oock niet en aencleeft,
Op dat sulcx niet bereye
Ga naar margenoot+ Dat profijt van v scheye,
En sonder winst hier leeft.
En oft ghy schoon daer na stont
Sulcx niet vercreghen wort,
Menighen man men hier vont
Die hem suerlijcken port Ga naar margenoot+
Na rijckdom en hoochede Ga naar margenoot+
Daer hy hem seer na haest:
Maer int gheen dat hy dede
Verhindert hy hier mede
Sijn seluen hoe hy raest.
| |
[pagina 50]
| |
Veel menschen oock hier proeuen
Dat goet saechtlijck aencoomt
Die wel hulpe behoeuen,
Want swacheyt weynich vroomt,
Dees aensiet Gods ghenade,
Ga naar margenoot+ Die haren commer stelpt,
D'elendt van desen sade
Staet hy by vroech en spade,
Tgheeft wouder soo hy helpt.
Ga naar margenoot+ Het coemt al hier van bouen
Ga naar margenoot+ Gheluck oft ongheluck,
Ga naar margenoot+ Rijckdom en aerme prouen,
Doot, leuen, last en druck,
Den vromen can Godt goeyen
Wat hy beghinnen sal,
Ga naar margenoot+ Ghedijt sonder vermoeyen,
Ga naar margenoot+ Want Godt wilt hem behoeyen
Die rijck is over al.
Menich is vreck en carich
En wordt daer deur seer rijck,
Hy spreect was ick eens sparich
Ga naar margenoot+ Van tselfde my nv blijck
Goet leuen na bedincken
Ga naar margenoot+ Al na des rijcken aert,
Sorgh wil ick laten sincken,
En eten ende drincken
Van dat ick heb vergaert.
[Och dese seer onreynich
Dinct luttel wat hy maect]
En hy weet oock seer weynich
Ga naar margenoot+ Dat hem sijn ure naect,
Daer in hyt altemaele
Ga naar margenoot+ Hier laet, als hyt besterft,
Dit u int herte dale,
Tis van de principale,
Waer deur de siele bederft.
|
|