Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet XV. Liedeken opde vvijse, Den lustelycken mey is, &c.
Ga naar margenoot+ Verworpt v vrienden nz om goet oft cleyn ghekijf//
Scheyt v nz van een vroom en vernuftich wijf//
Ga naar margenoot+ Noch den ghetrouwen broeder om het gout//
Edelder dan ghesteenten die hier hout//
Ga naar margenoot+ En eenen knecht die ghy betrout// die vlytich aerbeyt ende bout
Ga naar margenoot+ En die vroom is hebt oock seer lief, en wilt hem maken vry deur goet gerief.
Ga naar margenoot+ Hebt ghy hier vee oft beesten neemtse waer,
Behoutse sijnse bringhende profijt,
Hebt ghy oock kinderen wiltse leeren: maer
Ga naar margenoot+ Van ioncx buyght haren hals altijt:
Heeft v Godt hier ghebenedijt
Met dochteren, bewarende sijt
Haer lijf dat niet en werd gheschent,
Ga naar margenoot+ En siet wel toe dat ghyse niet verwent.
Ga naar margenoot+ Houdt ghy v dochter, tis een werck dat Godt behaecht:
Maer gheeft haer eenen vernuften man:
Ga naar margenoot+ Hebt ghy een vrouw die ghy liefde draecht,
Ga naar margenoot+ Soo en wilt v niet scheyden daer van,
En wiltse niet verstooten dan.
Al ist dat hier haest veel doen can
| |
[pagina 39]
| |
Een tonghe daer fenijn me minght, Ga naar margenoot+
Ghelooft met al datmen v hier aen-bringht.
V vader ende moeder van herten eert,
En peyst wat v moeder gheleden heeft,
Ghedinct dat v gheboorte tot smerten keert Ga naar margenoot+
En wat daet hem daer voor van v aencleeft,
Vreest den Godt die daer eeuwich leeft Ga naar margenoot+
Desen glori ende eere gheeft Ga naar margenoot+
Houdt oock sijn priesters in eeren Ga naar margenoot+
Die v Godts woordt recht leeren. Ga naar margenoot+
Hebt lief den ghenen die v heeft ghemaect Ga naar margenoot+
En dat al wt uwer gantscher cracht
Verlaet den dienaer niet die oprecht waect,
De priesters set oock niet wt v ghedacht,
Wilt haer doch gheuen met eendracht, Ga naar margenoot+
Op dat sy van v doen gheen clacht, Ga naar margenoot+
Sulcx is v doch beuolen, Ga naar margenoot+
Weldaet en sal niet dolen. Ga naar margenoot+Ga naar margenoot+
Doet v hantreyckinghe den ermen,
Op dat v hier make Godts seyghen rijck, Ga naar margenoot+
Ende v weldaet al deur d'ontfermen
Seer aenghename voor den Heere blijck, Ga naar margenoot+
V gunste oock niet en beswijck Ga naar margenoot+
Al aen den dooden: [doet ghelijck]Ga naar margenoot+
Die weent laet troost ghebueren, Ga naar margenoot+
Met truerighe wilt trueren. Ga naar margenoot+
Laet niet v vallen oock gheen swaerheyt hier Ga naar margenoot+
Dat ghy besoect die daer sieck sijn,
Twordt v gheloont met eeuwigher claerheyt fier Ga naar margenoot+
Van hem die daer verlost wt alder pijn,
Sijn cracht is groot, hy helpt seer fijn.
Wat dat ghy doet op elck termijn,
Daer in bedunct het eynde Ga naar margenoot+
Op dat tquaet van v weynde.Ga naar margenoot+
|
|